Agenda Artikelen Programma Zoeken Contact Partners Auteurs

Want op het moment is het goed - Interview met Cindy Bakker

Cindy Bakker, 28 jaar en sinds kort woonachtig in Rotterdam, zit nu in het tweede jaar van haar master fine arts aan het AKV|St.-Joost in Den Bosch. Ze is de huidige artist in residence van Witte Rook. Hiervoor behaalde ze haar bachelor Lifestyle & Design aan de Willem de Kooning-academie. In de loop van haar derde studiejaar begon ze steeds autonomer te werken en hoewel dit frictie gaf op haar opleiding, werd haar werk na haar afstuderen opgepikt.

BAM!
Terwijl ik met Cindy zit te praten in haar atelier in Den Bosch, dwalen mijn ogen continu af naar het grote doek dat tegenover mij tegen de muur leunt. Het doek is zo groot en de groene en oranje kleurvlakken zo intens dat afdwalen niet het goede woord is—veel te nonchalant. Mijn ogen meanderen niet achteloos door de ruimte om af en toe als bij toeval ergens te blijven rusten—nee, ze worden gestuurd—beheerst. De kleurvelden zijn zo onnatuurlijk enorm, zo onnatuurlijk uniform en zo onnatuurlijk intens dat er ergens diep in mijn brein iets ouds zijn kop roert en zegt: hou dit ding in de gaten; ik vertrouw het niet.

Dan vertelt Cindy mij dat de kleuren gebaseerd zijn op de huisstijl van BAM, het bouwbedrijf dat overal in het Nederlandse landschap opduikt met zijn zware machines, containers en hekwerken. Ik vraag haar of ze het belangrijk vindt dat mensen dit weten en of ze vindt dat ze überhaupt over haar beelden moet praten:

“Dat vind ik lastig, heel lastig. Er zit misschien iets in mijn achtergrond waardoor ik altijd de noodzaak voel alles uit te leggen. Terwijl het mij gaat om de ervaring in een ruimte. Dat effect wordt helemaal niet geholpen door wat ik nu allemaal zeg, dus dat moet ik eigenlijk ook helemaal niet doen.”

“Ben je bang om verkeerd begrepen te worden?”

“Nee, ik ben bang dat ik het zelf niet goed begrijp. Voor mijn gevoel heb ik uitleg nodig om te begrijpen wat ik heb gedaan, dus niet eens zozeer voor de ander—het is mijn eigen valkuil. Maar daar komt wel bij dat er altijd mensen zijn die zeggen: waarom rood? waarom groen? De hele tijd waarom… Ik denk dat waaromvragen verboden moeten worden. Het is zo moeilijk om op die manier een gesprek te beginnen, want je begint dan bij het eind. Het voelt alsof je jezelf alleen maar aan het verantwoorden bent—het mag niet gewoon zijn.”

transformatie001
Sloopplannen
Ze is nu aan het werk in het pand van Witte Rook aan de Liniestraat in Breda. Een pand dat slechts een tijdelijke haven is voor het platform, omdat het op de slooplijst van Alwel staat, de wooncorporatie die de wijk beheert.

“Het huis is in de jaren ’50 gebouwd en nu is het in zijn eindstaat. Het gaat gesloopt worden—zelfs de straatnaam wordt veranderd en daarmee wordt al die historie weggeveegd. Ik vroeg me af: hoe kan ik in kleur de staat of identiteit van deze plek vangen? Toen ben ik de kleuren van dat huis op grote vellen papier gaan schilderen. Ik ben ook naar onderliggende verflagen gaan kijken—ik kende de achtergrond van het huis toen nog niet, maar ze hebben het warmer proberen te maken. Er zat vies, oud roze—blauw—bruin. Al snel merkte ik dat er meer achter moest zitten: wat is dit voor plek geweest? Toen ben ik naar het stadsarchief gegaan.”
Het pand bleek een school te hebben gehuisvest; de zogenaamde ​Rebound School. Een plek voor de allermoeilijkste gevallen die nergens anders meer terecht konden.

“Als je dat weet, dan begin je het ook echt te voelen: er zitten tralies voor de deur en ik vond op internet foto’s van branden die gesticht waren door de leerlingen.”

Ze vond uiteindelijk een oud-docent van de instelling die haar kon vertellen hoe het er aan toe ging: er waren te weinig middelen en personeel en de locatie was te klein. Alle leerlingen, in leeftijd variërend van twaalf tot achttien jaar zaten in één klaslokaaltje bij elkaar.

“Het zijn allemaal constructies—of plannen: dat huis zat in een plan; die kinderen zaten in een plan—het is allemaal gepland. Ik ben geïnteresseerd in de signalen die wij gebruiken om elkaars gedrag te beheersen. Kleuren spelen daar een grote rol in. Het is bijna onbewust. Een rood stopbord bijvoorbeeld—het is een collectief ding dat we allemaal begrijpen. Dus ik zit nu te denken aan een kleur die safety yellow wordt genoemd, dat wordt gebruikt voor ambulances. Daar zit een geweldig contrast in, want ze noemen het safety, maar als je ‘m ziet is het altijd foute boel. En die kinderen waren daar ook als foute boel. Ik wil dat je ogen bijna zeer doen van dat geel.”
stop3_2017_cb
Beunen
In het weekend werkt Cindy in een slagerij. Daar staat ze tussen mannen die al hun hele leven beunen en hakken en snijden. Ze vertelt me dat ze daar gezien wordt als de gekke kunstenaar die even snel en makkelijk wat rode verf op een doekje smeert en dat dan voor bakken geld verkoopt. Ze zegt dat dit haar soms boos of verdrietig kan maken, maar dat het ook perspectief biedt: er zijn hele werelden waar je geen weet van hebt en er zijn werelden die geen weet hebben van jou:

“Maar ik wil daar geen onderscheid in maken: tussen de werkende man en de kunstenaar. Als ik schilder gaat het mij ook meer om hoe een huisschilder werkt—zo iemand die de hele dag binnen zo’n systeem een staat van productie draait.”

“Maar toch schilder je al je doeken met een kwast?”

“Ja, dat gaat lekker langzaam. Ik denk dat ik bij Witte Rook ook alles met de hand ga doen. Ik heb een fascinatie voor mensen die in een productiestaat belanden—die kunnen elke dag hetzelfde doen: zo laat sta je op en dan sta je de hele dag kaas in te pakken. Dat vind ik fascinerend. Ik denk dat mijn werk me helpt om daar in te komen. Ik ben altijd op zoek naar hoe mensen met een bepaalde structuur kunnen leven en daarin gelukkig kunnen zijn. Dat hoop ik ook te vinden—dan vergeet ik alles, want op het moment is het goed.”

Structuur blijkt een tweesnijdend zwaard. Cindy fantaseert van een leven waarin ze elke dag op hetzelfde tijdstip wakker wordt, dezelfde boterhammen in haar broodtrommel stopt, dezelfde bus naar haar atelier pakt en daar de hele dag dezelfde kwaststrook keer op keer herhaalt en doek na doek vult met grote, monotone kleurvlakken. Maar juist deze bijna meditatieve regelmaat helpt haar kritisch te zijn op de menselijke hang naar structuur en de sociale vormen waarnaar we ons schikken: de moeilijke kinderen die we wegstoppen in een te klein pand zodat wij ons er niet langer druk over hoeven te maken, of de bouwbedrijven die continu stukken publieke ruimte afbakenen met hun hekken en ons de toegang ontzeggen, maar bovenal het gemak waarmee wij ons al dit soort dingen maar laten vertellen.

Brommen
“Weet je wat ook de grap is aan deze doeken?” Ze wijst naar de twee schilderijen die zo groot zijn dat ze niet eens rechtop in haar atelier kunnen staan.”Die kunnen hier de ruimte niet uit.” Het idee lijkt haar te amuseren. Er glimt iets in haar ogen als ze zegt: “Ze passen niet door de deur en dat is vanaf het begin af aan een bewuste keuze geweest. Maar hoe ze hier staan, hoe het licht erop valt—”.

De installatie die ze bij Witte Rook wil gaan bouwen zal hetzelfde probleem hebben. Het is alsof ze wil zeggen dat we zo vast kunnen komen te zitten in de sociale ruimtes waar we in terecht komen, dat we uiteindelijk niet meer door de deur passen: alsof juist de beperkte omgeving van de Rebound School de leerlingen heeft geleerd dat hun plaats in het leven onderaan de maatschappelijke ladder is—ondanks de beste bedoelingen van iedereen die erbij betrokken was.

Maar waarom lijkt dit haar dan toch te amuseren? Wat is er grappig aan het idee dat je een werk maakt in een ruimte dat er vervolgens niet meer uit kan? Ik denk dat het iets te maken heeft met rebellie: een vorm van rebellie waarbij je de regels zo nauwgezet volgt dat ze breken. Stel je een gevangene voor die niet in hongerstaking gaat, maar in plaats daarvan het tegenovergestelde doet en zo veel eet dat hij aankomt tot het punt waarop hij niet meer door de deur van zijn cel past; dan is het plots aan de gevangenis om zijn eigen gevangene uit te breken. Het systeem moet zichzelf kapot maken om in stand te blijven. Er schuilt veel macht in té enthousiast meedoen. De schilderijen van Cindy kunnen haar atelier niet uit, maar dat betekent dat ze enorme controle heeft over de lichtval, de indeling van de ruimte en bovenal de manier waarop bezoekers het werk ervaren. In Witte Rook zal haar werk niet hoeven te worstelen met de ruimte, maar is het de ruimte die zich moet zien te verhouden tot haar werk.

img_3823

De woorden en de dingen
Taal wordt, meer nog dan elke andere menselijke uitvinding, gebruikt om een chaotische wereld ordelijk en gestructureerd te maken. Het manische rondtollen van de aarde om de zon wordt een stuk minder duizelingwekkend wanneer je het verdeelt in seizoenen, maanden en dagen met elk hun eigen namen. Als dingen een naam hebben, kun je erover praten en als je erover kan praten, kan je beginnen het te begrijpen. Het is dus niet meer dan menselijk dat Cindy over haar werk wil kunnen spreken, terwijl ze zich er tegelijkertijd van bewust is dat het eraan onderdoor kan gaan. Ze is bang dat ze niet goed genoeg begrijpt waar ze mee bezig is, wanneer ze er niet nauwkeurig genoeg over kan spreken. Maar als zij zich bezighoudt met kleine daden van rebellie tegen opgelegde structuren, moet ze haar schilderijen en haar installaties dan wel willen vastbinden met banden van woorden? Maakt dat haar niet net als die bureaucratische instanties die opstandige kinderen van school naar school verplaatsen in de hoop dat er ergens een plek is waar ze zich zullen laten temmen—waar ze berekenbaar worden gemaakt?

Het ding is: Cindys werk gaat niet alleen over sociale frames: dat is wat ik er in deze tekst van heb gemaakt. Ik heb haar iets meer dan een uur geïnterviewd in haar atelier en we hebben een handjevol e-mails uitgewisseld, verder ken ik haar niet. Maar zelfs voor het schrijven van dit artikel heb ik een selectie moeten maken. Ik heb die delen opgepikt die ik als één coherent verhaal samen kon vlechten. Bijna alles wat ze te zeggen heeft over kleur en het belang van kleur in haar werk heb ik weggelaten; haar ideeën over tijd en tijdelijkheid zijn verdwenen en ze is bij Witte Rook bezig aan een tweede werk dat ik tot hier volledig onvermeld heb gelaten. Ik schrijf dit vanuit de vooronderstellingen dat een tekst een structuur moet hebben: een begin, midden en eind; dat een tekst niet te veel informatie in te weinig woorden moet willen delen en dat ik van van elkaar losstaande informatie één narratief moet zien te kneden. Dat is zowel de kracht als de zwakte van tekst.

Installaties hebben hun eigen vooronderstellingen en daarmee hun eigen kracht en hun eigen zwaktes. Daarom is het zo moeilijk om te praten over kunst en daarom kan een werk volledig doodslaan als er teveel over gesproken wordt. Je metselt het vast in muren van taal en als je niet uitkijkt bouw je de ruimte zo krap dat het werk niet meer door de deur past. Dan is het maar de vraag of deze muren dienen als steigers: tijdelijke constructies onmisbaar voor het bouwen van hoge torens, of dat ze dienen als de cellen in een gevangenis: eeuwige kamertjes bedoeld om potentie in de kiem te smoren.

Dag
Als het interview afgelopen is en Cindy en ik haar atelier uitlopen, het rustige gangenstelsel van de academie in, blijven de schilderijen achter. Het grijze licht van een bewolkte dag sjokt weinig enthousiast door het raam en valt op de doeken. De reflecties kleuren het kleine kamertje rood en groen en steken spookachtig af tegen de donkerblauwe wolkenlucht buiten. Wat lapjes stof en een likje verf als de soevereine heersers van het kleinste land op aarde. Ik in mijn donkere kleren, blijf onzichtbaar op de muren—ik heb hier weinig in te brengen. Nog een keer kijk ik het atelier achter mij in en ergens hoop ik dat de schilderijen opeens verdwenen zullen zijn, maar ze zijn er nog. Dan wandel ik richting de uitgang, bedenk me, maak rechtsomkeer en loop naar de andere kant van het gebouw om te kijken of een vriendin zin heeft om koffie te gaan drinken.

AIR#01 According to the rules van Cindy Bakker opent 26 januari 2018 tijdens de cultuurnacht in Breda en is te zien tot 11 februari 2018.

 


 
Auteur:
Roel Neuraij

Liniestraat 111, Breda, Nederland

Cindy Bakker verbleef in de maanden november, december 2017 tot en met januari 2018 als Artist in Residence bij Witte Rook. De werkperiode werd afgesloten met een presentatie waarvan de opening samenviel met de jaarlijkse Cultuurnacht op 25 januari 2018.

Bij Witte Rook worden werkperiodes aangeboden voor een duur van twee maanden op de locatie van Witte Rook te Breda. Kunstenaars die een omgeving nodig hebben in hun werk, hun onderzoek en hun handelen worden uitgenodigd of geslecteerd om in de wijk te verblijven en zich daartoe te verhouden. Witte Rook biedt een gastatelier, een slaapgelegenheid, een projectruimte en publiceert een interview naar aanleiding van een gesprek met vakgenoten.

 
openbare ruimte:
49m2 / jaar 1 / winter / 18-03-2017
Aan het Zaartpark te Breda kun je een afgebakend stuk grond vinden met een oppervlak van 49m2 waar de gemeente Breda geen onderhou...
Door: Gastauteur
 
interview:
Vijf vragen aan Britt Dorenbosch
Wat heeft je ertoe gebracht om kunstenaar te worden? “Mijn moeder, haar zus en een oom aan vaderskant hebben kunstacademie geda...
 
recensie:
De intensiteit van Guston
Een aantal weken geleden was ik in Venetië om de Biënnale te zien, een kunstmarathon van vijf dagen waarin meerdere hoogtepunten...
Door: Gastauteur