Vanaf de eerste kennismaking met de Boshut wist ik dat ik iets wilde maken om, bij of met de plantenkas die voor het huis staat. De kas beschermt, vangt warmte, zorgt voor een klimaat waarin groei mogelijk is, ook als de wereld daarbuiten daarvoor nog niet optimaal is. Deze kas is beschadigd, het glas is ongeveer voor de helft van de oppervlakte verwijderd. Hierdoor kan de buitenwereld binnenkomen via de kant van de Boshut.
Na enkele dagen besloot ik te beginnen met het leegmaken van de kas; ik hing de vogelkooi in een boom, veegde de bladeren naar buiten en zeemde de ramen voorzover die nog aanwezig waren. Daarbij vond ik aan de buitenkant van de kas een verzameling gebroken stukken glas, een schat aan materialen voor een volgend project. Vervolgens stond daar een opgeruimde kas.
Daarna wist ik niet wat ik moest doen; er waren zoveel mogelijkheden, maar geen enkele die ‘goed’ voelde. Die situatie vroeg om een verandering van kijken. Per onderdeel waardoor je het geheel niet meer ziet, uitzoomen, en zo het geheel weer kunnen overzien lijkt dan een voor de hand liggende keuze. Maar wat gebeurd er als je juist verder inzoomt; de lijnen volgt die je opvallen?
Tijdens mijn verblijf in het bos viel me op dat alle bomen bestaan uit een verzameling Y’s, opgebouwd van groot en stevig geworteld naar klein en fragiel.
X – het onbekende
Y – de vraag ‘waarom?’
Z – het einde dat gevolgd wordt door het begin (A)
Ze gaven aanleiding tot nadenken over de waarom-vragen die we allemaal stellen. Waarom-vragen die lastig, maar ook leuk en vooral waardevol kunnen zijn. Kinderen komen op een gegeven moment in de zogenaamde waarom-fase, waarom is dat zo? Waarom vragen maken het mogelijk om onbekende dingen eigen te maken en te leren kennen. Een waaromvraag is een zonder-vooraf-oordeel-nieuwsgierig-zijn-vraag.
De takken zijn afgebroken, liggen op de grond en stellen vragen. Ze zijn in een transformatieproces van vol leven zijn naar voeding worden die nieuw leven mogelijk maakt. Dit gegeven, het tijdelijke van een afgebroken tak, een vraag die oplost en één wordt met zijn oorsprong, wilde ik delen in beeld. De Y’s die in de kas geplaatst waren vomden nog teveel een geheel met het bos daarbuiten. Om meer rust te brengen in het beeld schilderde ik het gedeelte van de kas waar de takken tegenaan leunden wit met karnemelk. Dit is een oude truc die er op een goedkope en tijdelijke manier voor zorgt dat het licht gelijkmatig een ruimte binnenkomt. Het mooie ervan vond ik dat het een materiaal is dat vanzelf weer op lost in de natuur, net als de takken dat uiteindelijk zullen doen.
Toen ze in de kas stonden kende ik het beeld al en realiseerde me waarom ik aan Y = why dacht: in 2016 was Amanda van Wijk bezig met dit beeld dat resulteerde in het werk why, why, why, why, why (2016). Hoewel haar werk sterk refereert aan een verleden en een waardering voor en bevraging van een ambachtelijke manier van werken in zich heeft, maakte ik gebruik van dezelfde beeldelementen.
Het waarom groeit naar het licht, de vragen tonen zich aan de buitenwereld als het regent en het laagje karnemelk op een blauw-achtige manier transparant wordt. Het lijkt te ademen en doet me daardoor denken aan ‘Steamy Window (2017) van Mischa Doorenweerd dat ik in De Pont zag.
Het maken of samenstellen van beelden laat mij reizen door alle beelden en ervaringen die ik eerder heb gezien of meegemaakt. Het biedt mij de mogelijkheid om deze te doorleven, er mijn persoonlijke waardering aan toe te kennen en ze opnieuw te ordenen.
Deze realisatie maakte een wens tot verandering van het werk in mij wakker. De hele waarom-vraag, die eerder zo de aandacht vroeg en zwaarte meebracht, voelde opeens oneindig en onbeantwoordbaar. Ik sleepte de takken terug naar het bos waar ik ze tegen een afdakje liet leunen, en genoot twee dagen lang van een lege kas met karnemelkwitte wanden. Ik tekende de zeven Y’s na met ballpoint.
Wat doe ik hier eigenlijk? Welke dingen heb ik tot nu toe gemaakt, geschreven, gefotografeerd? Wat wil ik delen met de mensen die deze plek komen bezoeken? Ik zag door de bomen het bos niet meer, en dat vroeg om een verandering van perspectief. Als je door de bomen het bos niet meer ziet, kun je twee dingen doen: je zoomt uit, plaatst jezelf erbuiten en kunt zo het geheel in een oogopslag zien, of je zoomt verder in, zoekt het geheel in de delen ervan. Dit deed ik eigenlijk al bij het verzamelen en noteren in een van de eerste reacties op de ruimte, met ‘Notes’ en ‘Reflection is always brighter than shadow’. Wat hierin terugkomt, is dat ik de dingen die voor mij de plek waarde geven, binnen hun eigen omgeving, te tonen door ze uit te lichten. In ‘Notes’ doe ik dat door ze letterlijk te isoleren en terug te plaatsen, bij ‘Reflection is always brighter than shadow’ door het aanbrengen van contrast. Hierbij is de betekenis die de taal toevoegd (in het werk zelf, in de titel en omschrijving) een belangrijk onderdeel van beide beelden. Deze relatie tussen taal/betekenis en beeld vind ik interessant, en het werken in het bos bracht mij via deze weg weer terug bij de vragen die ik in mijn motivatie aankaartte (link). Verder vind in beide beelden een soort arceren plaats.
Lines to look through
De eenvoudige handeling van het arceren , is zowel in tekst als in tekening
een manier om aandacht te vragen voor een specifiek gedeelte
een uitnodiging tot contemplatie
een vraag er nogmaals naar te kijken
een aanleiding tot herwaardering
In het volgende en laaste artikel over de Boshut AIR zal ik schrijven over mijn ervaringen met betrekking tot het verblijven in de Boshut als totaalkunstwerk van Anne Pillen, de relatie met dichteres Sonja Prins en hoe het voor mij was om een AIR te doen.