Bij mijn aankomst in Zundert zat Ema Vaneková voor het atelier in gesprek met de toekomstige overbuurvrouw van nummer 13. Ze zal hier vaker komen kijken beloofde ze aan Ema. Want Vincent, ja die kent ze al langer, van toen ze nog een klein meisje was. In 1953 heeft ze zijn grote tentoonstelling in Amsterdam gezien. Dat maakte zo’n indruk dat ze op school stippen ging schilderden en dat vonden ze maar raar. Dat mocht niet. Dat mag nog steeds niet hier, hardop zeggen dat je Van Gogh mooi vindt want hij is een beetje raar.
De Moeren, de aanwezigheid van Vincent
In het atelier begint ons gesprek en vertelt Ema hoe ze verliefd werd op een plek toen ze Tosja van Lieshout bezocht tijdens haar residency in De Moeren. Daar wilde ze ook zijn, om zich te verliezen aan de plaats waar de aanwezigheid van Vincent voor haar tastbaar was. Ze ruilde de helft van haar verblijf te Zundert in voor landgoed De Moeren. Van de maand die haar residency duurde bracht ze de eerste twee weken door in een grote boerenschuur, en de laatste twee weken in de kosterswoning in Zundert.
“Ik was hier echt alleen. Het was duister, winter, het waaide en het sneeuwde. Buiten hout halen voor de kachel was de grootste prioriteit. Ik raakte het besef van tijd kwijt. Als ik naar buiten ging bleek het nacht te zijn en geen dag. De heide was vreemd droog en nat van de regen tegelijk. De natuur hier is zoals Vincent schildert. Hier voelde ik zijn aanwezigheid en het verwrongen verdriet. Door de afzondering, door het ontbreken van het licht, door het verschil niet meer zien tussen dag en nacht, door veel te werken voelde ik me als mens disfunctioneel. Ik vervreemde van mezelf. Ik liet mijn bestek vallen, knoeide het water uit mijn glas. Ik probeerde te spreken, maar er kwam geen geluid uit mijn keel omdat ik niet hoefde te praten. Voor mij als mens was dat zwaar, maar als kunstenaar was het bijzonder. Hier te zijn gaf me focus. Ik ging schilderen naar de waarneming en heb nu andere dingen geleerd dan ooit eerder.”
Den Bosch, droge serieusheid
Ema had na haar afstuderen aan AKV | St. Joost te ’s-Hertogenbosch behoefte aan het verwerven van meer kennis over de schilderkunst zelf. De voorgenomen studie in Antwerpen heeft ze echter niet door laten gaan omdat het voor haar niet mogelijk is om op een goede manier te studeren met online lessen. Schilderen is voor haar een fysieke aangelegenheid die ze moet ruiken en voelen.
“Sinds ik de academie heb verlaten ben ik gaan schilderen en ben er niet meer mee gestopt. Tijdens de studie ligt mijn nadruk vooral op het inhoudelijke, een droge serieusheid om tot de kern te komen. Toen maakte ik bijna geen werk. Ik was meer bezig met schrijven dan met schilderen. Alles wat ik deed was helemaal bedacht, uitgeschreven en verantwoord zodat het resultaat als een werkstuk voelde. Ik kon geen afstand houden tot de studie en het maken zelf, wat ik nu wel kan. Het is nu mijn basis, mijn inhoudelijke kern waardoor ik me krachtig voel en het aandurf mezelf te ontwikkelen in het schilderen als een soort van autodidact, waarmee ik bedoel dat de ontdekkingen in het materiaal ook echt van mij zijn. De wijze van het schilderen speelt een rol, alles wordt aangeraakt waardoor ik veel aandachtiger en sterker ben. De verandering ten opzichte van mijn werkhouding van toen is dat ik nu niet eindig, maar begin als maker van beeld. De duiding van het werk mag later volgen.”
Slowakije, achteruit lopen op de tijd
De Slowaakse afkomst van Ema reist altijd met haar mee. Ook al is ze in Nederland als baby gekomen met haar ouders, er blijft een gevoel van een tweedeling tussen beide identiteiten. Tegen de achtergrond van historie en traditie schildert ze haar werken tot haar eigen hedendaagse verhaal.
“Het dorp waar mijn ouders vandaan komen heb ik vaak bezocht. Het is daar nog zo ouderwets, ze kiezen daar ook voor. Ze lopen achteruit op de tijd. In mijn werk word ik aangetrokken tot die tijdloosheid, de grens tussen fictie en realiteit die ik gevoelsmatig in het schilderij laat terugkomen. Je zou kunnen zeggen dat mijn weergave op het doek een soort platheid heeft die lijkt op de naïeve schilderkunst zoals je in Oost-Europa ziet. Ik sta daar niet echt bij stil. Wel dat mijn werk autobiografische elementen kent door mijn persoonlijke vraagstukken waarin ik de vergelijking tussen hier en daar vaak heb gemaakt. Ik schilder verzonnen taferelen, misschien dat daarom mijn gevoel niet zo verbonden is met de werkelijkheid. Sprookjes en folklore zijn een motief, en maskers omwille van het theater. De letterlijke platheid van decorstukken om de kunstmatigheid te duiden. De noodzaak tot verbeelding en het uitdrukking geven aan iets deed me besluiten om kunstenaar te worden. Het gaat om aandacht en liefde, om iets wat je doet met je hele hart.”
Zundert, de plek om te werken
Hoewel de Moeren goed was om te leven was het niet echt de plek om te schilderen. De werken die ze heeft gemaakt blijven in het atelier tot ze weet wat hun betekenis is. In Zundert maakte ze weer deel uit van het openbare leven. Woont ze in een straat met een supermarkt en nieuwsgierige voorbijgangers. Afzondering bestaan nu uit het lezen van de boeken over Vincent, zijn brieven en de avondklok om zonder afleiding te kunnen werken.
“Ik ben emotioneel en sensitief en voel als mens, maar ook als kunstenaar de verhouding tot de ander. Ik geef de voorkeur aan observatie, liever dan onderdeel uit te maken van het geheel. Van een afstand zie je beter. Het is dan ook fijn om hier in isolatie te kunnen werken. Hier is het de plek om te schilderen en kan ik vanuit mijn eigen kracht werken. Soms zijn dat scenes in mijn hoofd of tekeningen die ik eerder gemaakt heb zoals nu het werk met de twee mannen. Het bestaat uit twee doeken die naast elkaar hangen, een man per doek, die ook los van elkaar gezien mogen worden wat het weer mysterieus maakt omdat er altijd de referentie is naar elkaar. Meestal beeld ik geen mensen af. Altijd zijn het de objecten. De mannen gaven me plezier bij het schilderen, ik ervaar het als sterk en goed. Ik heb ook de neus van Vincent geschilderd. Ik zag zijn werken en het beeld van zijn neus viel me op, zo krachtig. Met dat beeld viel ik drie keer in slaap. Toen ben ik het gaan schilderen, maar wel met een lach op mijn gezicht. Ik ben een orakelschilder, het beeld dient zich aan als verdwaalde gedachtes waar ik ineens oog voor heb. Zo heb ik Vincent gevonden in de Moeren, maar in Zundert het schilderen.”