Deel 1/2
Vorig jaar februari gingen Stijn de Geus en ik naar een voormalig Poolse viskotter in Grünendeich, Duitsland kijken. We waren meteen verliefd op het schip, maar de vraagprijs was 34.000 euro, een bedrag wat we niet konden betalen. Het schip was zwaar verwaarloosd en lag al ruim tien jaar stil in de Lühe, een zijtak van de Elbe, waar het verschil tussen eb en vloed enkele meters is. Het schip was jarenlang in gebruik geweest als een soort jeugdhonk, het lag vol afval en veel ramen waren kapot gemaakt. Dit kwam het schip niet ten goede, mede hierdoor hadden we meer als de helft weten af te dingen en mochten we het kopen voor 13.000 euro. Ook dat bedrag konden we niet helemaal zelf bekostigen. Dankzij een lening bij familie kon de koop doorgaan.
We hadden geen idee of de stalen huid van het schip nog dik genoeg was, dit was ‘part of the deal’. We mochten het voor dit bedrag hebben, maar dan moesten we het schip kopen in zijn huidige staat. We kregen niet de kans om de huiddikte voor de koop op te meten, wat wel gebruikelijk is bij een dergelijke aankoop. Als later zou blijken dat de huiddikte te dun is, is het schip onbruikbaar en moeten we hem naar een oud-ijzer-boer brengen. Het aankoopbedrag is ongeveer gelijk aan de oud-ijzer-prijs dus dat risico durfden we wel aan, dit was onze kans. Het formaat en de prijs van het schip is goed, de romp lijkt geschikt om hem zeilend te kunnen maken en de motor is vrij nieuw en werkt nog goed.
Na de koop zijn we een half jaar lang in de weekenden op en neer gereden naar Grünendeich om het schip vaarklaar te maken. Eerst hebben we het schip ‘hufterproof’ gemaakt. Bijna iedere week was er wel weer iets kapot gemaakt. We zorgden ervoor dat alle ingangen geblokkeerd waren en we timmerden alle kapotgemaakte patrijspoorten dicht met hout, ook met het oog op waterdichtheid voor tijdens de overtocht. De kapotte ramen in de stuurhut hebben we van nieuw glas voorzien. De bergen rommel hebben we opgeruimd, de motor nagekeken, filters en vloeistoffen vernieuwd. De nodige stroomkabels aangelegd en navigatieverlichting, marifoon en dergelijke geplaatst.
In september waren we zover en konden we bij een scheepswerf in Hamburg terecht. We hadden gepland om in de avond naar het werf te varen. We hadden nog niet gevaren dus we dachten dat het slim was het schip in de ochtend om te keren wat meteen een goede oefening was en het moest toch gebeuren. Ik ging aan het roer staan en gaf voorzichtig gas voor- en achteruit. We lieten voor de zekerheid het schip nog aan een paar lijnen vast zitten. Toen ik een stukje naar achter was gevaren, zette ik hem weer in zijn vooruit, maar dat lukte niet. Hij bleef in zijn achteruit hangen. Stijn rende naar beneden om te kijken wat er aan de hand was. We hadden nieuwe keerkoppeling kabels aangelegd en daar was iets mis mee. Stijn kon vanuit het motorruim het schip besturen, maar hij kon niet zien wat het schip deed. Ik stond boven in de stuurhut aan het roer en probeerde het schip weer bij de kant te krijgen. We konden niet met elkaar communiceren wat het moeilijk maakte. Met moeite hebben we het schip naar de kant weten te krijgen en hebben we de keerkoppeling nagekeken en gerepareerd.
Rond een uur of 16.00 uur liepen we richting de brug/sluiswachter om te melden dat we rond 19.00 uur, tijdens de kentering van de stroom, naar buiten wilden varen. We moesten nog keren, dat wilden we zonder al te veel stroming doen. Hij vertelde ons dat het springtij was en dat er erg hoog water werd verwacht die avond en dat hij misschien de sluisdeuren moest sluiten. Als we weg wilden moesten we voor 17:00 uur door de brug heen zijn. We liepen naar het schip, maakten ons klaar, voor zover dat kon, en gooiden de touwen los. Stijn stond aan het roer en probeerde het schip achteruit te varen in de nog harde stroming. Richting de brug was het riviertje breder, daar konden we zeker draaien. Maar de stroming maakte dat het schip steeds dwars in de rivier kwam te liggen. Het lukte maar niet om in zijn achteruit bij het bredere stukje rivier te komen. Stijn stelde zijn plan bij, na een aantal keren proberen. We voeren een klein stukje vooruit, verder de rivier op. Hier was de rivier ook een klein beetje breder, al was het ook twijfelachtig of we daar zouden kunnen draaien. We hadden geen keus en één kans om daar het schip te draaien, want na deze kleine verbreding werd de Lühe alleen maar smaller. Stijn gooide het roer om. Het ging nèt goed, jemig wat spannend. Maar nu moesten we nog de smalle sluis door. De brugwachter had de brug omhoog gedaan en we voeren in de sterke stroming door de smalle doorgang. De stroming was zo sterk dat deze bijna weer grip kreeg op het schip. We kwamen even bijna niet vooruit. Stijn zette extra gas bij en we voeren langzaam en vol adrenaline de Elbe op richting het scheepswerf in Hamburg.
Foto: Laura Schippers, februari 2015