Hoe Vera Meulendijks in gebreken mogelijkheden ziet.
Ik zit in de trein. Al ontelbare keren heb ik van de verbinding tussen Tilburg en Breda gebruik gemaakt. Het landschap wat links en rechts aan me voorbij raast, komt me bekend voor. Ik weet wat er van het een op het ander volgt. Maar als je me, eenmaal aangekomen op het station, vraagt te beschrijven wat er precies aan me voorbij is gegaan, zou ik het niet kunnen. In mijn hoofd heeft de reis niets buitengewoons achtergelaten. Het is niet zo iets als bijvoorbeeld een vakantie, waarbij je het verhaal dat je aan een ander verteld, om de hoogtepunten heen knutselt. Bij deze reis lopen de beelden, de plaatsen en de tijd, naadloos van het een in het ander over. Niets lijkt meer of minder van belang te zijn.
“Ik merk in de trein dat je jezelf heel snel verliest in een uitzicht, omdat het informatieloos is. Omdat het niet communiceert. Het verliest zijn waarde doordat het allemaal aan je voorbij flitst.” Vera Meulendijks
Van de kunstenaars die ik tot nu toe heb gesproken, lijkt Vera Meulendijks de enige te zijn met een duidelijk idee over wat er moet komen te staan. (Tot nu toe heb ik nog maar drie kunstenaars voor Witte Rook geïnterviewd, dus zo dramatisch is het nou ook weer niet.) Ze laat me een tekening zien die in het projectboekje staat.
“Nu weet ik hoe ik bouwtekeningen moet maken. Ook weer geleerd.”
zegt ze met een brede lach op haar gezicht.
Ook al is het beeld ter illustratie, de tekening ziet er op zichzelf al supervet uit. Het lijkt alsof ze een luizenkam in detail heeft uit zitten tekenen, maar in het echt moet het wel iets groter worden dan het a4-tje waar ik naar kijk.
Op het sculptuur (twee achter elkaar geplaatste kammen) komen pijlen te staan, die in de tegenovergestelde richting zullen wijzen. Het beeld, langs het spoor, te zien vanuit de trein, zal in de terloopse voorbijgang van het landschap van vorm veranderen. In een moiré effect wijzen de pijlen je van de ene naar de andere richting.
“Ik wil dat er iets opvallends gebeurd, iets vervreemdend. Iets artificieels in een organische omgeving. Een zelfgemaakte error, een miscommunicatie.” vertelt ze me. Haar fascinatie met treinen, of eerder gezegd het uitzicht vanuit de trein, ligt diep geworteld in hoe mensen informatie opnemen. Ik heb al eerder werk van Vera gezien. Het werk dat tijdens ‘Ernstig Geschikt’ tentoon gesteld werd, vroeg ook om een gedetailleerd kijken naar terloopse informatie. Je kon niet om het effect heen. Haar zeefdrukken werden voor mijn hoofd al snel te veel. De patronen lieten me zien dat ik een stel hersens had waarmee ik keek, en dat dit de enige methode was waarmee ik kon kijken. Niet echt optimistisch, of toch een bron van mogelijkheden? Een begrenzing is een aanduiding die verschil duidelijk maakt. Als grenzen niet bestonden, zouden we juist helemaal niets zien.
In dit stadium van het project, vraagt het werk om een strikte planning en productievoorwaarde. We hebben het over hoe de omvang, en de vraag van buitenaf het werken in opdracht heel anders maken. “Het AM zei dat ik het drie keer zo groot mocht maken. Daar komen een heleboel nieuwe technische dingen bij kijken.”
Met veel van deze technische zaken is Vera nog niet bekend, waardoor ze veel afhankelijker is van de kennis die ze van buitenaf moet zoeken. Zo heeft ze een architect naar haar tekeningen laten kijken, en advies gevraagd van verschillende mensen die met staal werken. Haar werkveld valt niet meer binnen de geborgen omgeving van de academie, gelukkig is ze daar eerder enthousiast over dan geïntimideerd. Al voelt ze zich tot nu toe meer een organisator dan een maker. Niet zo zeer beter of slechter, maar wel heel anders.
Na het gesprek ben ik zelf even naar het braakliggende terrein gelopen. Op dit moment een leeg, modderig terrein met een grasheuvel. Er zullen later appartementen op komen te staan. Als ik de grasheuvel opklim, vind ik een bureaustoel, die tot en met de zitting in de grond is geslagen. Door al het praten over voorbijflitsende landschappen stel ik me voor hoe het zou zijn om een halve middag op die stoel te zitten, uitkijkend over de Liniestraat. Je hoeft niet in een bewegend voertuig te zitten, om terloopse informatie aan je voorbij te zien gaan. Deze plek is in staat om op precies dezelfde manier met je om te gaan.
Ik stel me voor hoe het werk in het braakliggende terrein tot zijn recht zal gaan komen. Het beeld, wat als een machine, een beeldscherm, de mensen laat zien welke kant ze wel en niet op gaan. Zal het zijn werk doen door als eerste een effect te zijn, in plaats van een beeld waarin je dit effect moet gaan zoeken?
Sinds de start van het project lijkt het werk te bestaan in een functionele, rationele opdracht. Na het bedenken van het concept, is het uitvoeren aan de beurt. Het werk bestaat uit praktisch contact tussen de kunstenaar met de mensen, informatie en andere zaken die ze nodig heeft om het werk tot uitvoering te brengen. Het komt uiteindelijk allemaal op het moment suprême aan, als het werk er staat. Zal het doen wat het heeft beloofd, of zal het iets heel anders zijn?