1 Februari.
Van buiten naar binnen en van binnen naar buiten.
Ik schets de bewoners in de zorg villa. Ze zijn mijn modellen. Ik moet snel tekenen, want ze bewegen. Toch wel.
Alles wat buiten mijn atelier was, is nu in mijn atelier. Daar liggen ze allemaal voor me. In blauwe balpen op wit A4 papier.
6 Februari.
Ik ben steeds bezig met hoe iets eruit ziet en wat dat ruimtelijk betekent. Ik kan iets van een werkelijkheid laten zien. Hoe krijg ik een 3D beeld in een plat vlak? Dat is de vertaling waar ik het over heb.
10 Februari.
Uitzoomen.
Ik vergelijk de pen streepjes op mijn A4 papier. Ik zoek de verschillen. Geen enkel streepje is hetzelfde. Ten opzichte van elkaar zijn ze verschillend. Maar, samen zijn ze een geheel nieuw ding. Het een is het een en niet het ander. Een mens dat bestaat uit penstreepjes. Een raar penstreepje. En een ander raar penstreepje. Heel veel penstreepjes. Samen zijn ze een geheel nieuw ding. Dat weer anders is dan een ander geheel nieuw ding. Al die geheel nieuwe dingen zijn samen de geheel nieuwe dingen groep. Dat is dan ook weer een geheel nieuw ding. Het doet mij denken aan het konijn van Shao Fan. Enorm konijn. Bestaande uit kalligrafische streepjes. Een echte massa, maar als je dichterbij komt, verdwijnt het konijn in de achtergrond. Allemaal losse streepjes.
Inzoomen.
12 Februari.
Het hoeft niet mooi te zijn. Ik maak alleen voor mij. Als ik zo denk, kan ik het los laten. En met het proces bezig blijven. Of juist niets doen. De flow. Als ik erin zit, ga ik door. Dan maak ik. Maar als er een prikkel is en de flow vervliegt, dan moet ik gewoon even rust nemen. Ga schrijven. Je teksten herschrijven. Orden je proces.
17 Februari.
Ik schets mijn portret in grote vlakken. Zo realistisch mogelijk met zo min mogelijk lijnen. Het is negatief tekenen. Niet vullen. Ik heb mijn gezicht, het vest. En dan begin ik aan de omgeving waar ik zit. Een lamp. Een soort schotel van glas. Ik teken het waar ik het zie. Boven en achter mijn hoofd. Een ovaal. Een ellips. Ik snap niet wat er gebeurt. Dit mag niet. Ik ben nieuwsgierig en bang. Mag ik zoiets tekenen?
19 Februari.
Als ik ren dan voel ik de lucht in en uit mijn lichaam stromen. Ik ga wat harder rennen. De lucht is in mijn lichaam, maar ook erbuiten.
21 Februari.
De zuster; ‘Ik heb de medicijnen voor u meneer’. Stilte. Ik kijk de zuster vragend aan. Dan kijkt ze vragend naar mij. De zuster zegt weer; ‘Meneer, de medicijnen heb ik voor u bij me.’ Hij zit nog steeds super stil. Er lijkt niks te veranderen. De zuster en ik houden ons stil. We wachten. En dan zegt hij toch ineens; ‘Ik moet stilzitten zuster, want ik ben model.’
25 Februari.
Ik wil uit mijn hoofd komen. Dat hoofd draait overuren op de ratio. Die is zo overwerkt dat ik het niet meer kan gebruiken voor de dingen waar ik het voor wil gebruiken. Ik ren door het Philips de Jongh. Het is het mooiste bospark dat ik ooit heb gezien.