In 1995 toonde de Vleeshal het werk ‘The Centre of The World’ van Jimmie Durham. In de weken voorafgaand verbleef Jimmie Durham in Middelburg. Hij werkte in de voormalige opslag van de Vleeshal aan de Bogardstraat op de hoek met de Balans. Hier ontstond een grote hoeveelheid frutsels, om het oneerbiedig te zeggen. Halve walnoten waar staalkabeltjes uitstaken, kogelhulzen op een rijtje op een plankje, collages met botjes, een telefoon, een barkruk met een hangslot en een pijp, beide verbonden met een staalkabeltje, en nog veel meer.
Er moest ook een paar meter lange beukentak komen. Via meneer Groen (what’s in a name?) van de afdeling Groenvoorziening van de gemeente Middelburg kwam ik aan een mooie tak. Ook wilde Jimmie twee wervelkolommen van schapen. Die moesten lang schoon gekookt worden. Via slagerij Brouwers lukte het om aan de wervels te komen. Dezelfde slager leverde jaren later een varkenskop voor de tentoonstelling Manhatten Marxism van Rainer Ganahl.
Ik kwam af en toe in de opslag en telkens zag de verzameling er anders uit. De beukentak bijvoorbeeld was van zijn bast ontdaan en er hing, met een staalkabeltje, een rond spiegeltje aan. Het spiegeltje had een handgesneden lijstje gekregen van stukjes beukenhout.
De tijd begon te dringen en een week voor de opening bracht ik, behulpzaam als ik ben, alvast een lading spullen naar de Vleeshal. Maar dat was niet de bedoeling.
-‘You impatient man’.
Hij zei het met een licht verwijtende maar niet onvriendelijke stem. En alle spullen gingen weer terug naar de opslag.
Met nog vijf dagen te gaan tot de opening gingen de spullen naar de Vleeshal. De hal was helemaal leeg. Op een intuïtieve manier werden alle spullen en objecten langs de muren gezet. De wervels kwamen op een lange balk en er moest een staalkabel doorheen. Aan alles zaten staalkabels en toen de indeling ongeveer naar zijn zin was konden we beginnen met het aan de muur bevestigen van alles.
Dat ging met rustige armgebaren, die vloeiend wezen naar de verschillende plekken op de muur.
–‘This one wants to be there’.
Het werd een steeds vanzelfsprekender proces. Mijn armen gingen ook rustig de plek aanduiden voordat ik de boor pakte. Waar voorheen het inrichten van tentoonstellingen vooral iets technisch was, met nauwkeurig uitgemeten middens van schilderijen en standaard ooghoogtes, werd het nu iets vanzelfsprekends, iets natuurlijks. Sindsdien is het voor mij helemaal niet vreemd dat dingen een wil hebben en dat die wil hoort bij een grotere samenhang en niet alleen afhankelijk is van levende wezens. Vaag maar waar.
Alle onderdelen van de tentoonstelling moesten met staalkabels verbonden worden. Staalkabel was altijd iets technisch voor mij. Strak, verbinden, hijsen, nuttig. Dat hoorde er bij. En nu werd ook dat ineens helemaal anders. Je bleek er mee te kunnen tekenen. De kabels liepen langs de muren en door een kabelgoot over de vloer. En weer gingen mijn armen meedoen met het bepalen van de plaats van de kabel:
-‘This one wants to connect with that one’.
En verdomd. Ook dat kan in je gaan zitten. Door dingen de ruimte te geven die ze willen, de plek te geven die ze willen, ontstaat er iets bijzonders dat tegelijkertijd vanzelfsprekend is. Het enige onderdeel dat niet met de andere delen verbonden was, was de beukentak waar het spiegeltje aan hing. Deze leunde tegen de muur. The Centre of The World was dit. (Jimmie Durham zei een keer: –‘What else can you call it when you’re in Middelburg?’) Later realiseerde ik me dat het spiegeltje het eigenlijke Centre of The World is: jijzelf, als je er in kijkt.
Een jaar of tien, twaalf later werd het werk, dat is aangekocht door de Vleeshal, weer getoond. Ditmaal in Antwerpen in het M HKA. Ik belde met hem om te vragen of hij nog suggesties had.
-‘Ah, I remember you, I am sure you will do a good job. And if not, something bad will happen to you’.
Het ging goed. En in 2013 werd het werk nogmaals in de Vleeshal getoond. En de compositie zat nog in ons, en in de Vleeshal: we vonden in de muren bijna alle schroefgaatjes terug die met gips zo keurig waren dichtgemaakt.