Agenda Artikelen Programma Zoeken Contact Partners Auteurs

Oblong. 2017

The cadaver is its own image. It no longer entertains any relation with this world, where it still appears, except that of an image, an obscure possibility, a shadow ever present behind the living form which now, far from separating itself from this form, transforms it entirely into shadow. The corpse is a reflection becoming master of the life it reflects—absorbing it, identifying substantively with it by moving it from its use value and from its truth value to something incredible—something neutral which there is no getting used to. And if the cadaver is so similar, it is because it is, at a certain moment, similarity par excellence: altogether similarity, and also nothing more. It is the likeness, like to an absolute degree, overwhelming and marvellous. But what is it like? Nothing.”[1]

Het kadaver zoals Blanchot beschrijft bezit een onafhankelijk karakter of stadium waarin het kadaver zich langzaam losmaakt van vorm, lichaam of referentie. Op dat moment functioneert het kadaver als residu van een leven. Het identificeert zich met de levende vorm door zich daarvan weg te manoeuvreren en zal uiteindelijk plaatsmaken voor vormeloosheid en herhaling. Als een golf eenmaal is gevormd, is deze in een kort moment niet langer afhankelijk van de wind maar van de eigen massa. De golf valt in een dal van de voorgaande golf en plant zich in dat moment zonder energieverlies voort. Beweging, actie en vorm vallen dan even samen.[2]

Oblong is ontstaan in intieme relatie met het lichaam en is een residu van een doorleefde fase. Het werk bevat een uitsnede waardoor het werk niet alleen wordt geconfronteerd met zijn eigen kader maar ook met de dimensies die binnen het werk spelen. De uitsnede is zelf ook een dimensie die een verbinding naar de buitenwereld maakt. Door de opening wordt het werk met zijn eigen buitenwereld geconfronteerd en vind als het ware een terugkoppeling plaats. De terugkoppeling refereert opnieuw naar het transformeren en verleggen zoals golven in het water dat doen. Een golf kent een kort moment van onafhankelijkheid op het moment dat deze niet meer afhankelijk is van de energie waarmee hij gevormd is. Onmiddellijk valt de golf in de voorgaande golf en verlegd zich in voortstuwende richting.

Een belangrijke vraag ten opzichte van de staat van een werk en het residu is de vraag of het werk zich in een “definitieve” vorm begeeft. Tijdens het maakproces vind een Durcharbeiten[3] plaats: actief kijken en handelen. Het tekenen als actie levert een vertraging op, die verinnerlijking en fysiek doorleven mogelijk maakt. Als gevolg kan het werk tijdens het maken functioneren als een barrière die dient voor het doorleven van verschillende fasen. Hierin wordt het resultaat al makende verlegd. Tijdens het maken is een energie opgespaard. Deze energie zal weer overbrugt worden. Het maken is een opslaan van energie dat in een werk resultaat kan vinden. Aanvankelijk residu is deze opgeslagen energie voedingsbodem voor een vernieuwd maakproces met nieuwe fysieke uitwerkingen. Dit maakt het maakproces een doorbreken van barrières, van beelden, en stoot energie door beelden en maakprocessen heen.


[1] The space of literature. Maurice Blanchot. Pagina 258.

[2] Het boek der oneindigheid, Antonio Lamúa.

[3] Latent Image. Michaela Fruhwirth. Maintenance of Recurrence (Chauvet Cave Entrance) At the Edges of Vision. Maaike Lauwaert. Pagina 64.

 

 

 


 
Auteur:
Gastauteur

Breda, Nederland

Charlotte Besuijen is in 2016 afgestudeerd aan AKV|st. Joost en nu werkzaam als beeldend kunstenaar.