Zelf doen…
Of het echt waar is, is de vraag die ik in het midden laat, maar het schijnt dat de eerste woorden die ik ooit sprak, waren: “Zelf doen…”.
Niet “mama”, “papa” of “dada”. Nee, “Zelf doen!”.
Een goed begin van alles. Ook al lukt het niet altijd meteen. Of nooit helemaal.
Ik zeg het nog altijd vaak.
Zelfstandigheid en zelfredzaamheid komen mooi van pas in een kunstenaarsbestaan.
Je wilt, moet en kunt niet anders. Of je nog jong bent of inmiddels wat ouder.
Elk idee is steeds weer nieuw.
Dat zal nooit veranderen, al zul je al doende steeds beter weten wat je wilt en hoe je dat bereikt.
Je zult blijven proberen zichtbaar te maken wat aanvankelijk alleen in je gedachten leeft.
Zelf bedacht, gedroomd, geconstrueerd, geïmproviseerd of geïnspireerd op iets of iemand anders.
Iedere keer begin je met lege handen. Als je klaar bent is er iets ontstaan wat er eerder nog niet was.
Iets wat niemand eerder zag.
Maar ook al doe je nog zoveel zelf, je kunt niet altijd alles alleen.
Soms weet je al vroeg dat je kunstenaar bent of wilt zijn. Met een potlood op de muur krabbelen, er moet iets uit. Je wilt doen en maken, soms weet je niet waarom, maar het moet gewoon.
Kunstenaar zijn kun je niet leren, maar je kunt wel worden gemotiveerd en leren keuzes te maken.
De rest doe je zelf.
Op de kunstacademie leer je technische vaardigheden onder de knie te krijgen, die als gereedschap kunnen dienen om je gedachten te verbeelden. Je begint een handschrift te ontwikkelen.
Je krijgt steeds meer door dat je iets wilt vertellen en wat, aan jezelf en aan degenen die het willen zien of horen. Je maakt oneindige kleurstudies, tekent wekelijks dat roerloze model, je boetseert met grove klei.
Je vraagt je soms af waarom. En soms weet je het al.
Potlood, verf, Siberisch krijt, etsinkt, hout, karton gaan door je handen. Het ene materiaal ligt je beter dan het andere. Het ene leent zich beter om je verhaal te helpen vertellen dan het andere.
Wat je maakt is niet altijd meteen mooi of goed, maar dat hoeft ook niet.
Het leidt na veel oefening wel tot jouw eigen kunst.
Of hoe je het wilt noemen. Het moet niet op kunst lijken, het moet het zijn.
Je leert om verder te kijken dan jezelf, verder te denken. Door veel te lezen, muziek te luisteren, te wandelen, te mijmeren, te kijken. In en uit te zoomen op details. Je horizon te verbreden.
Je groeit in alle opzichten, wordt zelf completer.
Er zijn werkbesprekingen, klassikaal tentoonstellingsbezoek. Je wordt ondergedompeld in kunst en iedereen wil dat net zo graag als jij.
Met de trein naar steden waar echte grootse kunst wordt getoond in musea waar je zelf ooit je werk hoopt te exposeren. Daar droom je weleens van.
Je ontmoet gelijkgestemden die uit hetzelfde hout zijn gesneden als jij.
Je voelt je in goed gezelschap van toekomstige collega’s.
Binnen de muren van de kunstacademie is alles mogelijk, kun je experimenteren en leren.
Je leert alleen niet hoe het daarna zal gaan. Als je het zelf moet doen.
Eigenlijk is dat niet zo moeilijk. Je blijft doen wat je al deed.
Elke dag sta je op en denk je: ik ga iets maken. Ik ga iets doen. Ik ga aan het werk.
Niemand zegt dat je dat moet doen, alleen jij zelf. Je bent nou eenmaal kunstenaar of niet.
Dat maken, doen en werken doe je alleen. In het atelier waar niemand mag komen.
Net zoals je bij een kok niet in de pannen kijkt.
Het atelier hoeft niet groot te zijn. Misschien werk je zelfs thuis. Er staan een tafel en een stoel.
Een vel papier en een krijtje. Meer heb je niet nodig om je eigen wereld te creëren.
Een ruimte huren is vaak duur, antikraak minder, maar is vooral onrustig en onzeker.
Daar moet je tegen kunnen. Of met een aantal collega’s een ruimte (ver)delen.
Daar moet je ook tegen kunnen. Samen werken of samenwerken. Dat weet je zelf het beste.
Dit kan op vele manieren. Zoek of houd contact met collega’s, ga naar vernissages (zodra die weer mogelijk zijn), sluit je aan bij een kunstenaarsinitiatief of start er zelf een.
Meld je aan voor een Artist in Residence programma of een vervolgopleiding, blijf aan het werk en maak progressie. Zorg dat je werk te zien is, exposeer, neem deel aan open atelierroutes en ga met je bezoekers in gesprek. Bouw een kring van belangstellenden op, leg een adressenbestand aan en hou je relaties op de hoogte van je activiteiten. Reageer op Open Calls voor tentoonstellingen die vaak online worden aangekondigd. Zorg voor een goed digitaal portfolio in de vorm van een heldere, functionele website.
Je maakt werk en moet dit verkopen. Of een stipendium aanvragen en krijgen toegekend.
Een uitkering aanvragen of een bijbaan nemen. Post bezorgen of thuiszorgen, les of cursussen geven. Kunstenaarsmaterialen verkopen. Websites bouwen voor collega’s.
Je beroepspraktijk is al snel gemengd, wat goed is tegen de eenzaamheid die je zelf opzoekt in het atelier.
Er moet voldoende tijd zijn voor het ‘echte’ werk, waar je niet altijd voor krijgt wat je verdient. Het ‘noodzakelijke’ werk maakt dit mogelijk. Bewaak het evenwicht daarin.
Zoek een galerie die je werk wil vertegenwoordigen, maar val niet met de deur in huis.
Doe onderzoek welke bij je zou kunnen passen, toon interesse in het programma en bouw een band op.
Je zult elkaar langere tijd nodig hebben als je met elkaar in zee gaat.
Als je gaat exposeren zul je niet altijd werk verkopen, maar als men je gaat zien kan het ineens gebeuren.
Of begin zelf een galerie.
Na mijn afstuderen aan Academie Minerva in Groningen werd ik binnen een half jaar gevraagd deel te nemen aan een project bij Niggendijker (tegenwoordig NP3). Een initiatief, opgericht door kunstenaars die te weinig tentoonstellingsmogelijkheden vonden in en rond de stad.
Nadat ik er een metershoge wandtekening had kunnen maken en tentoonstellen, bleef ik ruim 5 jaar als vrijwilliger aan dit initiatief verbonden. Als bestuurslid, tentoonstellingsinrichter, documentalist en suppoost. Draaide bardiensten, notuleerde vergaderingen, dweilde de vloer, vulde gaatjes in de muur, schreef persberichten en bracht de papieren mailings naar het postkantoor.
Met gelijkgestemden. De ene taak lag je beter dan de andere, maar ze moesten wel worden gedaan.
We deden alles samen en alles zelf.
Ondertussen tekende ik in mijn atelier en ontving daar eenmaal een galeriehoudster die mijn werk had gezien op de eindexamententoonstelling.
Het bezoek leverde niets op, behalve het besef dat het soms moeilijk is om aan de verwachting van een ander te voldoen. Iemand die op een andere manier en met andere motieven naar mijn werk kijkt dan ik zelf. Er was een lage productie, te weinig ‘handel’ om uit te kiezen.
Maar zo werkte ik toen al en nu nog altijd. Daarna durfde ik er niet meer te benaderen of uit te nodigen.
Dan maar weer zelf doen.
Omgaan met afwijzing is niet altijd eenvoudig, maar kan je ook sterker overtuigd maken van wat je wilt.
De galeriehoudster liet zich niet meer horen en tot tweemaal toe vroeg ik tevergeefs een Startstipendium aan. Gelukkig was er toen nog een regeling als de WIK, waardoor je kon investeren in bijvoorbeeld een cursus HTML, aanschaf van een fotocamera of zelfs een PIN-apparaat.
Zoekend naar mogelijkheden om mijn werk en dat van anderen op reguliere basis te kunnen tonen, was een eigen galerie beginnen de meest logische stap.
‘Mooie Dingen’, galerie voor kleine kunstwerken, moest er komen.
Met wandvullende presentaties in een voormalige groentewinkel van kunstwerken niet groter dan een platenhoes (30 x 30 cm). Tekeningen, schilderijen, foto’s en objecten van veel kunstenaars bij elkaar. Maandelijks gewisseld en betaalbaar. Maar wel in Groningen…
Mijn contactpersoon bij de Sociale Dienst die het ondernemingsplan – waar ik maanden aan had gewerkt – doorbladerde, beschouwde het niet als een levensvatbare droom, maar liet me toch mijn gang gaan.
Zo werd ik naast kunstenaar galeriehouder.
Het werd inderdaad geen financieel succes, maar dat nam ik voor lief, want dat was ook niet de opzet.
Wel om te doen wat ik graag wilde doen en laten zien wat anderen deden.
Er werd wel werk verkocht en er ontstond een vaste groep bezoekers. Kunstenaars konden regelmatig nieuw werk tonen en elkaar ontmoeten. Die galerie bouwde ik zelf op vanaf de grond.
Hoe dat zou gaan wist ik van te voren niet, maar ik leerde er veel van.
Toen ik er geen plezier meer in had, stopte ik er ook weer mee. Ook die beslissing nam ik helemaal zelf.
Daarnaast bleef ik altijd tekenen. Soms met lange tussenpozen, de productie nog altijd niet hoog.
Maar ik vond dat goed, want het paste bij mij. De bijbaan die ik later nam maakte dit lange tijd mogelijk.
Jaren later verplaatste mijn leven zich naar Amsterdam en bleef ik in feite hetzelfde doen, maar nu met een gelijkgestemde partner. Samen kun je soms of vaak meer doen dan alleen.
Maar de meeste keuzes maak je zelf en dat blijf je doen.
Je begint elke dag weer opnieuw. Op een leeg vel papier. Als je begint met een idee ontstaat er vanzelf iets. Soms zelfs zonder idee.
Omdat het er nog niet was begon ik weer een nieuwe galerie in het Amstelpark, het ‘Tekenkabinet’.
Een platform voor tekenkunst dat er eerst niet was, maar waarvan ik zelf graag wil dat het er is.
Zelf gedaan.