Toen ik dit jaar als lid van de artistieke commissie van De Cacaofabriek aan het scouten was op verschillende academies in het zuiden van het land, viel het me op dat de filosofische kant van de kunst vaak belicht werd in het werk. Veel afstudeerwerk had, zelfs voor ons ouwe rotten, nog ‘uitleg’ nodig. Wat we zagen als commissie was esthetisch en etherisch, vaak met minimale ingrepen in de ruimte en veel geabstraheerde vormen en verwijzingen. Het was opwindend en tegelijkertijd zorgwekkend.
Opwindend omdat duidelijk te zien en voelen is dat de jonge kunstenaar klaarblijkelijk in staat is om filosofisch behoorlijk ingewikkelde vraagstukken en levensvragen samen te vatten in een eigen kunstvisie. Het is goed om te merken dat de inhoud bepaalt hoe het werk zich ontwikkelt en om te zien dat op kunstacademies onderzoek en experiment gestimuleerd wordt.
Maar zorgwekkend vind ik het ook. Waarom? Omdat er, met een kunstcarrière in het verschiet, hierdoor een hobbelig pad wordt betreden. Hoezo? Ik kom er zo op terug.
Als ik beeldende kunstenaars adviseer is het gesprek over de verwachting versus de realisatie eigenlijk altijd het startpunt. Wat verwacht een jonge kunstenaar als hij of zij het kunstveld betreedt? En wat verwacht de hedendaagse maatschappij van jou als kunstenaar? Ben je alleen succesvol als je ervan kan leven of is dat niet wat je wilt uitdragen?
De meeste jonge kunstenaars halen hun drive en ambitie puur uit passie. Ze willen creëren en met hun werk overtuigend de kunstwereld veroveren. Verkoop van werk heeft vaak niet de hoogste prioriteit en is ook geen vanzelfsprekende vaardigheid. Als je door scouting op je (eindexamen-)expositie opgemerkt en uitgenodigd wordt door een voortvarende galerie of kunstinstelling kom je wellicht in een verkoopcircuit op niveau terecht. Maar wat nou als je werk door de filosofische inslag ingewikkeld verkoopbaar is?
Wat als je geen voet aan de grond krijgt of pas na een paar jaar? Wat zijn dan de mogelijkheden om je kunstenaarschap uit te kunnen oefenen (inclusief huur van een werkruimte en genoeg geld voor materiaal)?
Dan zijn er een aantal mogelijkheden om je pad enigszins te effenen.
Je kunt (of beter gezegd moet) een baantje erbij nemen. Iets wat niet heel veel geestkracht en uren vergt, maar wel goed genoeg verdient. Je ziet veel kunstenaars in de koeriersbranche, horeca maar ook seizoenswerk op het land is populair. Je kunt klussen gaan doen: gerelateerd aan het kunstenaarschap – in opdracht filmen/fotograferen/schilderen, you name it, of niet gerelateerd – huizen en schuren opknappen of verbouwen. Voordeel is dat je kunst-gerelateerde klussen onder de hoed van je kunstbedrijfje kunt uitvoeren, zodat je btw kunt terugkrijgen en de kosten kunt opvoeren.
Wat nog meer? Als je maatschappelijk geëngageerd bent, kun je je in de commissie- en bestuursveld begeven. Je kunt gaan lesgeven op je atelier of bij een instituut en tenslotte kun je je wenden tot de fondsen. Het Mondriaanfonds bijvoorbeeld heeft elk jaar een beurs (19.000 €) voor een twintigtal jonge kunstenaars.
Wat is nou het beste, als je met je werk nog niet (veel) verdient?
Het antwoord is (uiteraard): All of the above. Kijk wat bij je past en waarin je je het meest vrij voelt om serieus aan je kunstpraktijk te kunnen werken. Streef naar een combinatie die haalbaar is en waarbij je de passie om werk te maken niet verliest. Probeer de horizon te blijven zien, als je een vervelende klus doet. Als je een beurs aanvraagt, wees eerlijk en verwacht niet te veel.
En het belangrijkste: zie het als een avontuur.
Jij mag je leven helemaal zelf vormgeven op een onconventionele en creatieve manier.
Filosofeer er dus vooral op los, hoe hobbelig je pad ook is!
Ageeth Boermans
kunstenaar/commissielid/directeur van de Culturele Locatiebeheerstichting CLIB