Overal in het atelier van Van Gogh AiR te Zundert lag verf. Op de stoelen, de tafel, de vloer, Jenetta de Konink is een schilder die haar sporen in pigment en olie achterlaat. Als Artist in Residence verbleef zij een volle maand in de kosterwoning met de intentie om zich volledig aan het schilderen te wijden. Het zelfportret was het thema, tot ze verliefd werd op de wilgenteenstoel van Vincent. De stoel die zij zag staan in de expositie in het Van GoghHuis, gebaseerd op het onderzoek van Alexandra van Dongen over de objecten die in Vincents werken figureren.
De Stoel
Iedere kunstenaar die te gast is in Zundert krijgt de mogelijkheid om via een rondleiding de omgeving te verkennen; om in de voetsporen van Vincent te treden en een vermoeden te krijgen wat Vincent ooit gezien kan hebben. Jenetta voelde de behoefte niet om met dat doel naar buiten te gaan. Het atelier is de werk- en denkplek en buiten wandelde ze voor de ontspanning en om deel uit te maken van het Zunderts dorpsleven.
‘In het begin moest ik heel erg zoeken naar mijn onderwerp. Ik kwam met een idee dat het over het zelfportret zou gaan. Dat moest ik echt wel bevechten. Dat zat in de kwetsbaarheid die ik voelde bij het schilderen van mijn eigen portret. Voor mij begon de inspiratie voor deze werkperiode bij het kijken naar de tentoonstelling van objecten die Vincent heeft geschilderd, en die tentoonstelling is fantastisch. Er staat onder andere een stoel die een replica is – gemaakt door een Zunderts houtbewerker – van de stoel die Vincent heeft gebruikt in zijn portretten te Arles. Het verhaal is dat hij deze wilgenteenstoel heeft laten maken terwijl hij niet veel geld had, echt heel bijzonder. De originele stoel bestaat nog wel en maakt deel uit van de collectie van het Vincent van Gogh museum te Amsterdam, maar die is te kwetsbaar om hier te tonen. Ik heb deze stoel geschilderd en in een serie van kleine schilderijen verwerkt. De verbindingen in de stoel, de spanning die er in zit, dat trof mij. En dat de stoel oorspronkelijk gemaakt is voor deze portretten. Ik heb via foto’s die ik heb gemaakt onderzocht hoe ik zo’n uitgesproken ruimtelijk object op het platte vlak kan krijgen. De stoel is ook een thema dat al sinds 2010 terugkomt in mijn werk omdat het veel zegt over mensen, eenzaamheid en verdriet en je kunt ze als mens laten werken in een schilderij. Ik heb mezelf gefotografeerd, ook zittende, in de stoel die hier in het atelier staat. Mijn bedoeling was om in een groot schilderij alles samen te laten vallen, Vincent, de stoel waar ik verliefd op ben geworden, en mezelf. Uiteindelijk is Vincent in dit doek weggevallen, overgeschilderd en opgenomen in het geheel om later weer naar voren te komen als kamerspook.’
De menselijk maat
Haar eigen atelier bevindt zich in Den Bosch, in het complex genaamd Nova Zembla. In tegenstelling tot het atelier hier in Zundert is deze meer besloten. Door papier voor de grote ramen te hangen wordt het licht gefilterd en vooral de blikken van de overkant. Alleen al het gevoel om bekeken te worden werd door Jenetta in de eerste week als ingewikkeld ervaren.
‘Zoals ik schilder moet ik door heel veel lagen heen. Als ik start met schilderen, dan is het goed, maar als het nog niet is zoals ik het wil, dan maak ik de afbeelding kapot en ga ik het geheel weer opbouwen. En dat proces is heel privé. Al komen hier ook wel veel mensen langs wat inbreuk geeft. Meestal zijn ze heel beleefd en voorzichtig, en dat is soms ook prima en hoort er dan bij. Toch goed te voelen dat het wel kan om in de zichtbaarheid te werken en dat mijn schilderproces versneld kan worden als “vreemde ogen” mijn werkproces zien.
Ik heb me hier door Vincent als mens laten leiden. Ik voel als schilder echt verwantschap met hem, maar als persoon en niet als kunstenaar. Het is meer het gevoel zoals ik dat heb met collega-kunstenaars uit mijn omgeving en het sparren met hen over het eigen werk. Zo heb ik verschillende doeken gemaakt gebaseerd op zijn zelfportretten waarin ik hem niet heb geschilderd, maar gekrast in de verf. Dat gaf mij de vrijheid om hem op mijn eigen manier tot leven te brengen. Omdat alles nog zo nieuw is begon ik eerst klein en vertrouwd. Ik heb de neiging om in een vreemde ruimte voorzichtig te doen, en dan vergeet ik dat het geen goede werken oplevert en dan komt de teleurstelling. Het moet wel een Jenetta zijn. Ik ben alsnog groot gaan werken. Daar was ik al mee begonnen voordat ik hier kwam, maar dan op papier. En dat bevalt zo goed, het werkt eigenlijk beter op groot formaat. Ik heb het gevoel dat ik groter dan mezelf moet werken. Dan kan ik die grote beweging maken. Door te doen – en ouder te worden – leer je dat. Je leven wordt zo makkelijker omdat je keuzes maakt, en dat helpt ook bij het schilderen.’
Figuratie of abstractie
In het werk van Jenetta gaat het over schilderen, maar niet zonder vorm. Zo heeft ze jaren een gebogen figuur geschilderd, van haarzelf, om figuratie te gebruiken. Zonder gaat het niet en al is het nooit realistisch wat ze weergeeft, abstract wil ze het niet noemen.
‘Figuratie is nodig voor de kleur, de vorm, ik gebruik daarbij kleine geborduurde lapjes die ik in de verf plak, overschilder en weer weghaal om te zien hoe deze zich verhouden tot het geheel. Het is niet mijn drive om rustig te gaan zitten en beschouwen. Het is onrust en wanhoop dat ik het niet kan, en dat gebruik ik ook in mijn werk als energie. Daarbij gebruik ik andere elementen zoals mijn voorraad borduurlapjes waarvan ik een deel heb meegenomen. Gevonden bij de kringloop, Het leger des Heils of mensen geven ze aan me als ze het tegenkomen en nemen ze dan speciaal voor mij mee. Zelfgemaakt is de norm omdat ik het ambachtelijke belangrijk vindt. Ik gebruik ze niet altijd, dat heeft te maken met de keuze van het moment of het tekort dat ik dan voel. Ik ben een grove schilder en de borduurtjes zorgen voor een scherpte die ik niet kan schilderen. En door de scherpte valt alles samen. Het is een soort van bricolage, ik gebruik een element dat ik mooi vind en breng dat samen met mijn schilderwerk. Ik heb kralen geplakt, katoen, en daar dan weer op tekenen om zo het zoekende oog van de toeschouwen vast te houden binnen het kader van het schilderij.’
Het interieur
Op allerlei manieren is Vincent in de werken aanwezig. Misschien wel meer als idee, concept, historisch figuur dan als een menselijk wezen. Omdat Jenetta hem ook monumentaal wilde afbeelden kwam de vraag bij haar boven op hoe hij er eigenlijk ten voeten uit zag. Dat is niet vastgelegd. Was hij mager en gespierd? Lang en tanig? Niet dat het noodzakelijk is om te weten, maar omdat ze nu hier is maakt hij deel uit van haar werk en heeft hij een plek nodig.
‘Het was niet de opzet, maar waarschijnlijk had ik er behoefte aan. Ik ben ook anders gaan denken over Vincent, niet over zijn werk. Maar hij is als mens onder mijn huid gekropen. Als ploeteraar van vlees en bloed met twijfel, ik merk dat ik daar niet omheen kan. Het krassen met het penseel dat ik door hem ben gaan doen, dat zou ik me normaal nooit toestaan, en nu hoort dat bij mij. Niet exact in die vorm, maar het mag nu. Het gevoel dat het tekenen klopt in mijn handschrift met balpen op doek. En toch weer overschilderen. Ik ben geen tekenaar, maar het helpt wel om het evenwicht te bereiken in de tegenstelling tussen lijn en kwast.
Waar ik ook mee doorga is het interieur dat nu in mijn werk is gekomen. Zoals de gebogen persoon in de lege ruimte, je ziet ze nu terugkomen in lijn. Ik denk dat ik behoefte had aan setting, maar ik wist niet welke, deze dus. Ik heb gevonden wat ik niet zocht. Gevoelsmatig weet ik waar het om gaat, maar ik bedenk het niet, ik ben het tegenovergestelde van een conceptueel kunstenaar. Het is de verf die me leidt. Ik dacht dat ik Vincents manier van schilderen zou gebruiken, maar dat is nu niet gebeurd. Als ik de dingen denk, dan gebeurt het niet.’