Op 11 juli 2022 ging in de StadsGalerij Breda voor de tweede keer het project BIJ/NA van start. In dit project werken zes alumni van St. Joost School of Art & Design voor een maand samen in de StadsGalerij om werk te creëren en hiermee te experimenteren terwijl ze elkaars werk leren kennen. Binnen het project krijgt iedere kunstenaar de vrijheid om de werkperiode vorm te geven zoals past binnen diens praktijk, waardoor de uitkomst niet vaststaat. Ondanks de verschillende ervaringen in het werkveld, werken de kunstenaars samen in de ruimte naar een gezamenlijke tentoonstelling toe. Dit jaar zijn Kelly Christogiannis, Fedrik Vaessen en Loran van de Wier de drie kersvers afgestudeerde kunstenaars van BIJ/NA. De drie langer afgestudeerde kunstenaars zijn Isamo Thissen, Reinier Vrancken en Marit Biemans.
Witte Rook volgt het proces van de kunstenaars en doet hiervan in drie delen verslag. Dit derde deel is geschreven door Roel Neuraij en analyseert de tentoonstelling als uitkomst van de werkperiode.
Op een voor deze zomer ongebruikelijk miezerige dag, bezoek ik de StadsGalerij Breda om het werk te bekijken dat de vier weken durende werkperiode van BIJ/NA heeft opgeleverd. Zes kunstenaars, allemaal van St. Joost School of Art & Design, maar elk met hun eigen interesses hebben in een korte zomermaand samen aan deze expositie gewerkt. Als ik binnenkom word ik ontvangen door Isamo Thissen. Ze vertelt me dat de rest later komt en vraagt of ik iets nodig heb, maar ik vertel haar dat ik graag eerst wat tijd zou nemen om rustig rond te kijken. De tekst hieronder is een korte weergave van de indrukken die ik heb opgedaan.
Mythe en emoji’s – Kelly Christogiannis
Een schilderij van Kelly dat bij binnenkomst meteen mijn aandacht trok, toont een druk beeld van een gedekte tafel. Te zien zijn onder andere een schaal vruchten, bierflesjes, brandende peuken, mobiele telefoons en een vis die zegt geen kaviaar te zijn. Dit is een tafel waaraan mensen samen komen, waaraan wordt gegeten, gedronken en gekletst. Op het label van het bierflesje staat de merknaam Mythos, wat een associatie met mythen en fabels oproept. De verhalen die kinderen aan ouders vertellen voor het slapen gaan, worden door de verschijning op een bierfles verdacht gemaakt en krijgen het karakter van de sterke verhalen die mannen met alcohol op hun adem aan elkaar opdissen om hun machismo te bewijzen.
Een soortgelijk verdachtmakende verdubbeling gebeurt aan de andere kant van het schilderij met een aubergine. Aubergine is een alledaagse groente, maar op deze aubergine staat het woord ‘dickpic’ geschreven, waardoor de gerechten die je thuis voorgeschoteld kreeg, verbonden worden aan het minder onschuldige gebruik van de aubergine-emoji als symbool voor het mannelijk geslacht.
Kelly’s werk lijkt te spreken over hoe de zo onschuldig ervaren jeugd, eigenlijk nooit onschuldig is geweest. En volwassen worden is niet het verliezen van die onschuld, maar het besef dat de wereld nooit onschuldig was. Tegelijkertijd is haar werk ook verleidelijk: de felle kleuren en onpretentieuze schildertechniek maken de schilderijen van Kelly niet alleen kinderlijk, maar vooral ook vrolijk. De introductie van alcohol en seks betekenen het eind van de zorgeloze kindertijd, maar dat is evenzeer de ontdekking van iets nieuws, als het verlies van iets oud. Kelly laat beide gevoelens tegelijkertijd aan het woord.
De doorzichtige aarde – Isamo Thissen
Isamo’s werk gaat over de grond, maar dan niet de grond zoals we die gewend zijn. Haar werk is namelijk alles wat deze niet is. Grond is zwaar; het werk is licht. Grond is onder; het werk zweeft op ooghoogte. Grond is objectief; het werk biedt vanuit verschillende perspectieven verschillende aanzichten. Grond is stevig; het werk is fragiel. Grond is donker; dit werk is doorschijnend. Grond is dik; het werk bestaat uit dunne potloodlijnen.
In haar begeleidende tekst schrijft ze dat alles wat er gebeurt sporen achterlaat in de grond en dat deze het gewicht van ons en alles wat we doen met zich meedraagt. Maar dit grote ding onder onze voeten is niet zo zeker als we vaak lijken te denken: ze is continu in flux. En precies omdat ze altijd verandert, draagt ze de littekens van wat haar overkomt. Geologen kunnen de sporen van verwondingen die ze miljarden jaren geleden opliep nu nog terugvinden en de verwondingen die ze nu door ons oploopt zullen helen, maar ook voor altijd zichtbaar blijven. Isamo’s werk spreekt in paradoxen en schept zo de afstand die nodig is om te reflecteren op het vanzelfsprekende en om dat wat voor de hand ligt te door- en herzien.
De evolutie van pur – Fedrik Vaessen
Het eerste waar ik aan moet denken bij het werk van Fedrik is het beste soort slechte science fiction. Ik zie verschillende gebruiksvoorwerpen waarvan de functie of onduidelijk is, of verloren is gegaan (Wie gebruikt er tegenwoordig nog sigarenmallen?). De objecten zijn ingekapseld in gezwellen van purschuim geschilderd in onbestemde kleuren.
Het is een vraag die al in veel science-fictionfilms en -games is gesteld: wat gebeurt er wanneer biologie en techniek samensmelten? In David Cronenbergs Videodrome zien we een man die samensmelt met het pistool in zijn hand, maar hoe zou een dergelijke transformatie er vanuit het voorwerp uitzien? Wat als niet de mens zijn gereedschap in zijn lichaam opneemt, maar een staafmixer op een levend wezen parasiteert? Dan krijgen we de objecten van Fedrik: nutteloze, afgedankte spullen die hun eigen leven gaan leiden.
Toen ik de StadsGalerij binnenliep stonden alle vier sculpturen van Fedrik binnen, later besluit hij toch dat drie ervan, ondanks de regen, vandaag van stal mogen en in het grasveldje voor de ingang mogen scharrelen. Wellicht, denk ik bij het zien van de vegeterende wezentjes, is dit de toekomst van het leven op aarde. Zoals ooit de zoogdieren de boel overnamen nadat de dinosauriërs waren uitgeroeid, zullen onze afgedankte staafmixers en sigarenmallen de aarde erven wanneer de mensheid er, waarschijnlijk door eigen toedoen, de brui aan heeft gegeven.
Kleine gebaren – Reinier Vrancken
Ik ben al sinds mijn eigen tijd op de kunstacademie bekend met Reinier en zijn werk en als er een rode draad in te ontwarren valt, dan moet het wel de stilte zijn waarin het zich altijd lijkt te hullen. Hij lijkt altijd op zoek naar het kleinste gebaar dat nog een werk genoemd kan worden en voor BIJ/NA heeft hij deze thematiek niet alleen in zijn werkwijze, maar ook als onderwerp ingezet.
Op de vloer liggen twee kleine boekjes waarvan de bladzijden in elkaar gevouwen zijn. Op de pagina’s zien we twee nagenoeg identieke handgebaren uitgebeeld: een hand met een gekromde opgestoken wijsvinger dat we kennen als het Westerse ‘kom-hier-gebaar.’ Bij nadere inspectie wordt echter duidelijk dat het gebaar in de twee boekjes een totaal andere betekenis heeft. In het ene boekje gaat het om het gebaar zoals we dat hier in Nederland gebruiken, uit het andere boekje blijkt dat het gebaar in het Japans ‘manbiki’ betekent: winkeldief.
De in elkaar gebouwen pagina’s maken een derde gebaar: twee intiem verstrengelde handen, maar de conflicterende betekenissen van de gebaren weerspreekt dit. Ik moet denken aan iets wat ik ooit lang geleden op TV zag: als je twee telefoonboeken pagina voor pagina in elkaar weeft, is de wrijving die tussen de pagina’s ontstaat bij elkaar opgeteld zo groot dat je ze zelfs met twee tractoren niet uit elkaar getrokken krijgt.
Reiniers werk lijkt losjes samen te hangen, maar schijn bedriegt. Net zoals handgebaren niet overal en altijd hetzelfde betekenen, is het lastig om één duiding aan Reiniers werk te geven. Omdat het zo klein en stil is, omvat het nooit de interpretaties die je erop afvuurt, het keurt ze echter ook zelden af. Het is het soort werk dat elke week iets anders kan betekenen.
Imperfecte symmetrie – Marit Biemans
De werken van Marit zijn in alle opzichten organisch. Ze werkt met papier en stof en hoewel het niet minder kleurrijk is dan de schilderijen van Kelly, hebben de kleuren de tertiaire complexheid die vaak samengaat met natuurlijke pigmenten. Het organische voorkomen zet zich voort in de afbeeldingen. Ze maakt veel gebruik van symmetrie die zich kenmerkt door imperfecties, zoals menselijke en dierlijke lichamen en gezichten die niet-perfect symmetrisch zijn en juist die imperfectie onderscheidt ons van kunstmatige creaties.
Bij het binnenkomen van de atelierruimte hangt een werk dat figuratief en abstract tegelijk is. Het is moeilijk te zeggen waar we naar kijken. Is het een wezen en zijn de vormen op de voorgrond diens organen? Of zijn die organen zelf ook zelfstandige wezens? Waar ligt de grens tussen orgaan en individu eigenlijk?
In haar begeleidende tekst spreekt Marit over het ervaren van de wereld als ‘één levende omgeving’ en wie nadenkt over deze schaalverwarring kan goed begrijpen waar ze op doelt. Waar ligt de grens tussen ons als wezen en de buitenwereld? Wat hoort bij ons en wat niet? Zijn organen niet eigenlijk ook organismes en organismes de organen van ecologische systemen of soorten? Ik tref de symmetrie in Marits werk niet alleen aan in de beeldende verhoudingen tussen links en rechts, boven en onder, maar ook in de conceptuele verhoudingen tussen groot en klein, eenvoudig en complex.
De noodzaak van vreemdheid – Loran van de Wier
Midden in de ruimte is een plateau ingericht met een bonte verzameling fermentatiepotten. Loran heeft aan het begin van de werkperiode bij een lokale boer groenten en fruit gehaald en heeft deze tijdens zijn tijd in de StadsGalerij een transformatie laten ondergaan.
Het paradoxale aan conserveringstechnieken, waaronder fermentatie, is dat je voedsel veilig voor je lichaam maakt door het lichaamsvreemd te maken: door hitte, zout, zuur of suiker toe te voegen – of zaken als zuurstof of vocht te ontnemen, kan je zorgen dat organismes die zich iets te veel op hun gemak zouden voelen in je lijf, weinig kans krijgen om zich te ontwikkelen. Het is vervreemding als voedzaamheid en het is veranderen om te kunnen bewaren.
Behalve het eten, heeft Loran ook nog drie andere werken gemaakt: een schilderij, een tekening en een foto. Hij vertelt mij dat dit een bewuste keuze was. Deze drie media zijn voor hem de drie 2D-media. Als hij het zegt klinkt het bijna arbitrair, alsof hij volgende keer zou kunnen beslissen om in drie dimensies te gaan werken en dan een installatie, een sculptuur en een readymade zou presenteren. Waar het hem om gaat, zegt hij, is om te bewaren wat er in het atelier gebeurt. Net zoals je bij het fermenteren van eten specifieke situaties moet scheppen om het project levensvatbaar te maken, moet je werk bij het conserveren van een atelierpraktijk bepaalde vormen aannemen om toonbaar te zijn. Je moet veranderen wat je vast wilt houden, anders raak je het kwijt.
Zes kunstenaars, vier weken
Vier weken is weinig tijd om samen iets op te bouwen, des te meer wanneer er van tevoren geen overkoepelend thema is vastgesteld. Wanneer ik de kunstenaars spreek nadat ik hun werken bekeken heb, kan ik horen dat ze erg veel aandacht en respect voor elkaars werk hebben. Ook zijn ze op zoek gegaan naar dwarsverbanden en plekken waar de werken overlap vertonen. De kracht van de expositie zit hem echter vooral in het contrast tussen de verschillende thema’s, technieken en werkwijzen. Het is een mooie staalkaart van de uiteenlopende manieren waarop jonge kunstenaars over de wereld en kunst denken. In de StadsGalerij vechten deze perspectieven niet om voorrang en krijgen ze de ruimte die ze elk nodig hebben, zonder daarbij op elkaars tenen te gaan staan. Zelfs het werkje van Reinier, dat zo makkelijk overschreeuwd zou kunnen worden, heeft zijn plaats.
[Foto’s door Joost van der Velden]