De sfeer is ontspannen, de zeven kunstenaars die gewerkt hebben in de StadsGalerij voelen zich er duidelijk thuis. Op de grond bij de ingang van de expositie ligt onder een kalkzandsteen een stapel A3 vellen met daarop een plattegrond van de ruimte. Tussen de getekende muren zijn uit foto’s geknipte gezichten geplakt die de bezoekers aankijken. Het zijn de gezichten van de in 2023 afgestudeerde Noor Boiten, Roos Keetels, Lucy Schreurs en Maxim Ventulé; en die van alumni Marc Elisabeth, Puck Kroon en Floor Snels. Zo geeft de plattegrond geen namen, geen titels, maar een fotografische herhaling van hun gezichten waarmee het printje direct vertelt hoe de tentoonstelling in elkaar steekt: er is een symbiose ontstaan tussen de kunstenaars, de ruimte en de omgeving waar ze als individuen in zijn opgegaan. Hannah Kalverda bezocht de expositie in september en sprak de kunstenaars over hun ervaringen.
Op de plattegrond overlappen de gezichten elkaar vaak. Ik maak eruit op dat veel werken samen zijn gemaakt, en de algehele afwezigheid van hun namen benadrukt het idee dat het kunstwerk een duidelijke (individuele) maker moet hebben hier niet van belang is. Wanneer ik aan de kunstenaars vraag wie welk werk gemaakt heeft, komen er antwoorden als: “Ik ben betrokken geweest bij…” en “ik heb de tekst, audio, beeld en/of het concept gedaan van…”. Er zijn dus ‘gezichten’ die bijgedragen hebben aan het kunstwerk die staan voor de personen die het auteurschap van het werk niet het belangrijkste vinden. Het kunstwerk draagt geen naam en lijkt daardoor van zichzelf, en spreekt, zonder dat je precies weet wiens stem het laat horen.
Club BIJ/NA: de jamsessies
Al in de eerste week werden Puck en Maxim door Roos gevraagd om samen iets te doen met haar performance teksten aangezien zij werken met voordracht en muziek. Roos: “Performance is heel belangrijk in mijn praktijk en performances doe ik meestal alleen. Tijdens de residentie ontstond de behoefte om dat samen met iemand te doen. Puck kwam na de eerste jamsessies met het idee om Club BIJ/NA te initiëren.” Puck: “We hebben Club BIJ/NA wel 12 keer gedaan, waaronder tijdens de opening van de expositie en tijdens Yellow Cube Festival bij IDFX.”
Ik vraag of Club BIJ/NA inmiddels een collectief is. In reactie wordt door de kunstenaars gelachen en naar elkaar gekeken. Puck geeft aan dat er in het begin wel is benoemd dat een tijdelijk collectief interessant kan zijn om te onderzoeken. Floor zit al bij kunstenaarscollectief YAFF (Young Artists Feed Forward) en zou de groep mee hebben kunnen nemen in de principes van zo’n samenwerking. Maar gaandeweg is er niet meer over gesproken. De groepsdynamiek en de samenwerkingen zijn ontstaan door interactie en niet vanuit een gezamenlijke intentie. Maxim: “Ik kwam uit een werkperiode in Berlijn waar we met collectief it is part of an ensemble hebben gewerkt. Het improviseren met muziek wilde ik in Breda voortzetten. Het was juist interessant dat hier geen muzikanten waren. Ik wilde kijken of ik muziek kon introduceren, ook om mijzelf uit te dagen dat meer in mijn praktijk in te brengen.” Maxim is beeldend kunstenaar en schrijft daarnaast liedjes waarmee hij met zijn band tourt. Dat zijn, of waren, twee losse werelden. Tijdens deze werkperiode heeft hij deze bij elkaar gebracht. Maxim heeft daar een mooie reden voor: “Anders dan bijvoorbeeld een tekening, neemt geluid, of muziek, de hele ruimte in. Geluid overlapt elkaar, vult elkaar aan. Geluid is inherent aan een collectief gegeven.”
In de tentoonstelling krijgen de jamsessies van Club BIJ/NA een prominente plek. Dicht bij de ingang liggen alle elementen van de jamsessies in een cirkel verspreid op de grond. Het centrum van de cirkel zijn twee stekkerdozen van waaruit elektriciteitskabels naar interactieve media leiden, waaronder een mixer, een synthesizer, een keyboard en een microfoon. Ze worden ondersteund door kalkzandstenen. Zodra een sessie begint, zijn naast de kunstenaars ook de bezoekers uitgenodigd om aan te haken. De sessie stopt als er geen toevoegingen meer worden gedaan. Voor de tentoonstelling zijn twee bloktv’s toegevoegd aan de cirkel waarop fragmenten van een vorige jamsessie te zien en te horen zijn. Op de grond onder het werk is tevens een lijnenspel te zien, getekend in krijt dat op sommige plekken licht uitgevaagd is. Het dient als een achtergelaten spoor. Het volgt de contouren van de kabels, kalkzandstenen en deelnemers van een vorige sessie. Het is een van de transformerende werken in de tentoonstelling die vanuit een zeer dynamisch proces vrij museaal is gepresenteerd.
Presenteren, reflecteren en dineren
Puck geeft aan dat de tentoonstelling geen eindstation is maar een tussenmoment. Floor: “De tentoonstelling is een reflectiemoment van een lang proces.” Toch is het belangrijk daarin een aantal beduidende keuzes te maken. Ze werkten hier allen anders naartoe. Noor vertelt dat die en Marc altijd al naar een museale opstelling toe werkten. Puck geeft aan dat pas de woensdag voor de opening van de tentoonstelling de werken definitief werden geplaatst. Roos werd zelfs een beetje zenuwachtig of er wel genoeg beeldend werk gemaakt was om de ruimte te vullen. Normaliter werkt ze in het begin van het proces vooral visueel, terwijl ze zich nu meer richtte op geluid. Ik vraag de kunstenaars welke keuzes gemaakt zijn voor de tentoonstelling. Noor: “Op een gegeven moment hebben we heel veel weggestreept.” Noor en Marc besloten aan het begin van de periode om elke dag iets te maken. Dat leidde ertoe dat ze in de laatste week op een grote tafel een soort eclectische verzameling hadden gecreëerd. Er was van alles. Het wegstrepen was nodig om de leesbaarheid te behouden. Bij binnenkomst in de StadsGalerij is links in de hoek zo uiteindelijk GETTING INTO IT, BY GETTING OUT OF IT gepresenteerd. Er hangen drie schermen aan de muur waarop animaties van 3D-objecten te zien zijn, daarnaast fotografische werken van een brood en een foto van iemand op het strand met een hele grote aluminium bal. Aan de muur is ook een flipboek in A6 formaat bevestigd. Dit laat een digitale oerknal zien. Een geprojecteerde video vertelt het verhaal van kantoorwerker Robert, die tijdens een werklunch een broodje tonijnsalade uit een aluminiumfolie eet. De folie kneedt hij tot een bal. Die bal veroorzaakt een oerknal die alles opslokt: “Everything seems to collapse, like a three-dimensional fold-out paper Christmas card, into the aluminium-foil ball, the symbolic remnant of a dull tuna sandwich.”
Dat alles zich kan vormen aan de eettafel, blijkt als ik vraag welke momenten de kunstenaars dierbaar zijn. Uit het antwoord en de anekdotes wordt duidelijk dat wat een groep echt verbindt de momenten zijn waarop je gedurende de dag samenkomt tijdens een maaltijd. Wellicht dat een keuken, een tafel en een koelkast de essentie van de residentie zijn geweest. En natuurlijk de magnetron: er is bij BIJ/NA een competitie magnetronmaaltijden ontstaan en er is ontdekt dat 2 minuten veel te lang is voor het opwarmen van stroopwafels. En zo zijn er meer verhalen te vertellen, niet in een publicatie, maar via een levendig Instagram account dat gedurende deze maand is ontstaan, waarin die alledaagse momenten voorbijkomen. Het is een werk op zich geworden, dat het ontstaan van de symbiose vertelt. Floor: “Je ziet er ook goed het kantelpunt van het proces naar tentoonstelling in terug.”
Luisteren naar het andere
Hoe meer ik in de werken van de tentoonstelling duik, hoe meer er met de StadsGalerij zelf gesproken wordt. Zo vormt de samenwerking tussen Lucy en Roos letterlijk een ode aan het gebouw. Een ode aan jou is een liefdesbrief. De bezoekers mogen deze brief meenemen. Er zit een plattegrond bij van de tentoonstelling die de verzamelde geliefde plekken duiden; haken aan het plafond, gaten in de vloer tot half verborgen teksten aan een muur. Als bezoeker word je uitgenodigd deze kenmerkende schoonheden op te zoeken, eigenlijk zoals je de moedervlekken leert kennen van een geliefde. De StadsGalerij wordt in de tentoonstelling voorgesteld als een lichaam met een eigen geschiedenis en toekomst, met eigen verlangens en gevoeligheden: “Het lichaam is ook een archief en ik ben benieuwd hoe je iemand archiveert, net zoals ik benieuwd was naar hoe men dit bouwwerk archiveert”, vertelt Lucy. Zo kwamen tijdens de residentie de kunstenaars van het Apprentice Master project van Kunstpodium T op bezoek. Een belangrijk moment voor de BIJ/NA’ers, omdat zij met de groep konden experimenteren. Roos gaf een ‘score’ aan de groep, dat is een vrij te interpreteren script voor een actie, waarmee de Apprentices indrukken die zij van het gebouw kregen gingen opschrijven en archiveren.
Dat toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke entiteiten is niet gelimiteerd tot het gebouw. Noor en Floor hebben dit ook onderzocht in hun werk. Floor vroeg Noor om 3D-scans te maken van de dode insecten die Floor had gevonden in de StadsGalerij. Deze scans worden geprojecteerd op rijstpapier dat in een gelast ijzeren frame hangt. De wind duwt zachtjes tegen het papier, waardoor het bobbelt en de insecten tot leven lijken te komen. Een tor, een mot en een wesp hangen zo naast elkaar in de lucht. In het midden komen twee koptelefoons uit het plafond. De audio is een gesprek tussen de drie insecten over Icarus en patriarchale ondermijning. Floor schreef de tekst en vertelt dat ze insecten een meta-rationaliteit wilde geven, omdat de mens rationaliteit hoog heeft zitten: “Om je bewust te maken dat het geven van een stem altijd antropocentrisch is.” Floor studeert naast haar kunstpraktijk Philosophy of Contemporary Challenges aan Tilburg University en onderzoekt de ethiek van zorg. Ze is op zoek naar een meer holistische manier van leven, waarbij niet alleen mensen, maar ook dieren en dingen centraal staan.
Een gelaagde collage
Lucy verbindt het ecosysteem dat binnen is ontstaan met de buitenruimte. Hoewel die meestal vooral lens-based werk maakt, is die hier de ruimte in gegaan en, letterlijk, naar buiten getreden. Lucy vertelt me dat de graffiti op de buitenmuren van de StadsGalerij door de gemeente wordt verwijderd. Voor Lucy verliest het gebouw daarmee een permeabele laag tussen binnen en buiten. “Graffiti is ook een vorm van kunst” stelt Lucy, “Waarom moet dat weg en mogen wij blijven?” Als ik naar buiten loop om de muren te bekijken, zijn die inderdaad spierwit. En terwijl we in gesprek zijn, zien we door een raam de schilder werken aan de kozijnen. Om op een andere manier de ruimte tussen binnen en buiten te benadrukken, heeft Puck een tekst op de glazen pui geïnstalleerd. De zon projecteert de letters subtiel de ruimte in. Lucy heeft de verwijderde graffiti verzameld en een sculptuur gemaakt bekleed met deze schilfers, terwijl het tegelijkertijd een verwijzing naar het buitenbankje is: “Ik hield de openbare bankjes naast de StadsGalerij goed in de gaten. Iedereen maakt er gebruik van, denk aan jongeren, zwervers en werkenden. Ik heb deze plek geprobeerd meer huiselijk te maken en research gedaan naar wat bankjes betekenen voor daklozen. In een artikel had ik gelezen dat dat de enige plek is waar daklozen zich gelijk voelen. Dit concept vond ik interessant.”
De tentoonstelling is luchtig, speels en overzichtelijk. Het roept vragen op, maar beantwoordt die ook. Waarom ligt er een vlecht van haar onder plexiglas in de vloer? Wanneer ik rondkijk, zie ik hetzelfde soort haar terugkomen aan de muur bij een spiegel. Ook is er een verband met het weefgetouw dat aan het plafond hangt, waarachter een projectie te zien is die de geliefde momenten uit de liefdesbrief aan het gebouw laat zien. Haar kan bovendien zowel gezien worden als materiaal, zoals de wol van een schaap tot trui wordt verweven, én als een spoor van iemands bewegingen, zoals de uitgevallen haren die je tegenkomt in iemands douche. Uit de vloer komt een koptelefoon waarmee het kraken van de vloer eronder te horen is. Deze tentoonstelling weergalmt een bewustzijn voor de functionaliteit van materialen terwijl het tegelijkertijd diens geschiedenissen vertelt. Zo zijn kalkzandstenen blokken, karton en MDF-beschermers tafels voor projectoren, koptelefoons en prints. Het zijn ook de materialen die natuurlijk lijken te passen bij het gebouw. De tentoonstelling en de StadsGalerij voegen zich naar elkaar en daarin lijkt geen conflict te zijn. Maxim wilde tijdens de residentie sowieso niks toevoegen, alleen herpositioneren: “Het gebouw draagt veel met zich mee. Ik werkte hiervoor in een strakke galerie en daar verhoud je je toch anders toe.” De StadsGalerij heeft Maxim geïnspireerd om een archief te beginnen. Tot zijn archief behoren ook de opnames van de jamsessies van Club BIJ/NA. Hij zegt hierover: “Misschien dat ik die ga gebruiken voor werk in de toekomst.” Hij is namelijk gevraagd om werk te maken met de gedichten van Willem Hussem voor de galerie die Hussems manuscripten beheert. We zoeken een woord voor het mogelijke toekomstige werk. Het beste waar we op komen is een collage, waarin verschillende lagen elkaar overlappen. Eigenlijk net zoals elke kunstenaar in de werken een eigen laag toevoegt aan het geheel van de tentoonstelling.
Tot slot
Wat de zeven kunstenaars verbindt zijn de overlappende interesses, elkaar versterkende methoden en interdisciplinaire achtergronden. Tijdens deze werkperiode konden de kunstenaars hun brede interesses en disciplines integreren in hun kunstpraktijken. Ik vraag of zij nu ook hun kunstpraktijk zouden willen integreren in hun andere werkvelden, werkzaamheden of disciplines. Floor merkt op dat zij haar beeldende vorm van presenteren misschien wil uitvoeren tijdens een presentatie op de universiteit. Maxim heeft muziek verbonden aan zijn kunstpraktijk en denkt na over hoe hij zijn beeldende kunst meer kan betrekken in de muziekwereld. Kortom: De StadsGalerij is een maand lang een laboratorium geweest voor het verkennen van tussenruimten en overlappingen. Dit heeft zich geuit in interdisciplinariteit en stimulerende samenwerkingen, van waaruit ook is nagedacht over een ecologie die mens, dier en ding op gelijke voet stelt. Het resultaat: een voelbare symbiose.
Hannah Kalverda, oktober 2023