Op 15 juli 2021 ging in de Stadsgalerij te Breda het project BIJ/NA van start. Zes alumni beeldende kunst uit verschillende jaren van St. Joost School of Art & Design zijn op dat moment voor het eerst een werkperiode aangegaan met elkaar en de ruimte. Sommige van hen hadden al een plan, anderen helemaal niet en zij lieten zich leiden door de omstandigheden en door elkaar. Wat wel vaststond is dat de uitkomst ongewis zou zijn. Drie auteurs van Witte Rook volgen ieder op persoonlijke wijze dit proces in de vorm van een estafette. De derde bijdrage is van Ruth de Vos over de periode van maandag 16 tot en met zondag 22 augustus.
Op vrijdag 20 augustus bezoek ik voor de eerste keer de Stadsgalerij. Het is een week na de opening van vrijdag 13 augustus en de komende dagen, tot de finissage op zondag 22 augustus, zal het publiek komen kijken naar de resultaten van een maand gezamenlijk werken. Het werk is achter de rug en de kunstenaars hebben alles een aantal dagen kunnen laten bezinken en een beetje kunnen uitrusten. Als ik de kunstenaars spreek ben ik vooral benieuwd naar wat deze gezamenlijke werkperiode heeft opgeleverd voor hun praktijk, voor het werk dat ze in deze periode hebben gemaakt en hoe dit zichtbaar wordt in de tentoonstelling. Is er een soort van tijdelijke gemeenschap ontstaan, heeft deze manier van samenwerken meerwaarde voor de kunstenaars zelf en wat is daarvan terug te zien in de presentatie die ze samen gemaakt hebben?
De selectie voor BIJ/NA bestaat uit drie net afgestudeerde kunstenaars, die ieder op hun beurt een eerder aan Kunstacademie St. Joost afgestudeerde kunstenaar uitnodigden, die ze van te voren nog niet (goed) kenden. De groepssamenstelling is daarmee voor een groot deel op toeval gebaseerd. In die zin is deze werkperiode ook een sociaal experiment: hoe werken zes kunstenaars die elkaar nog niet goed kennen samen en levert dit samenwerken ook daadwerkelijk meerwaarde op? De locatie van de werkperiode en tentoonstelling staat vast: de Stadsgalerij in Breda. Maar verder zijn er geen regels of voorwaarden gesteld, het is aan de kunstenaars om de werkperiode vorm te geven en beslissingen te nemen over de uitkomst.
De net afgestudeerde kunstenaars, Loes, Sjors en Marit, vertellen allemaal dat deze periode voor hen een manier was om zich los te maken van de strakke kaders van de academie en een beeld te krijgen van het werkveld. Ze hebben deze werkperiode gebruikt om te leren van de meer ervaren kunstenaars van de groep die al een paar jaar bezig zijn door te observeren en gesprekken te voeren. Loes vond de frisse blik op haar werk van kunstenaars die haar nog niet kennen leerzaam. En Sjors noemde het bevrijdend om te zien hoe andere kunstenaars het aanpakken. Met name als het gaat om het mogen maken van fouten en de grote vrijheid die hij ervaart als net afgestudeerde kunstenaar. Naast met elkaar praten over het werk dat ze op dat moment aan het maken waren werd er ook hulp gevraagd bij het reageren op open calls voor toekomstige projecten en het schrijven van artist statements. Als meer ervaren kunstenaar kwam Roos erachter dat ze veel voldoening haalt uit het helpen van anderen met haar tot nu toe opgedane kennis.
Binnen de groep werden de taken verdeeld, het ontwerpen van de poster, het beheren van het budget en het regelen van de opening. Alles lijkt gemoedelijk en zonder veel problemen te zijn verlopen. De één was elke dag aanwezig, de ander had naast dit project nog meer verplichtingen. Het was prettig om samen in één ruimte te werken omdat er altijd iemand aanwezig was om een handje te helpen met sjouwen of voor mentale bijstand bij het doorhakken van knopen. Samen werd er materiaal gehaald en nagedacht over praktische zaken. De sfeer onderling was er een van aanmoediging, waarbij meestal werd gezegd: ‘Ga het gewoon doen!’
De ruimte werd volop gebruikt. Er werden geen stukjes afgebakend, iedereen kon overal bij en in. De Stadsgalerij is een plek met veel historie en dat is ook goed in het gebouw terug te zien. Sjors dook het archief in, op zoek naar de geschiedenis van het pand en begon daarnaast het gebouw ook letterlijk bloot te leggen. Niet alleen in het gesprek waren de kunstenaars met elkaars werk bezig, doordat ze midden in het werk (en de rommel) van de ander zaten ontstond er automatisch beïnvloeding en inspireerden ze elkaar. Sjors maakte de vloer in de grote middelste ruimte open, de anderen stopten er vervolgens overgebleven ballonnen in. Eef fotografeerde dit weer, net zoals het kussen waar Sjors op sliep, en maakte werken waarin het proces van de werkperiode een rol kreeg.
Marit vroeg de andere kunstenaars om een audiofragment op te nemen dat zij als basis voor werk gebruikte en door toedoen van Niels maakte ze onbedoeld een portret van Sjors. Niels liet zich inspireren door Sjors, die bezig is met geschiedenis, om te kijken naar zijn eigen afkomst, nu hij toch terug is vlakbij de plek waar hij geboren is. Loes vroeg iedereen om bloemen te kiezen op basis van karaktereigenschappen en maakte persoonlijke tattoo-ontwerpen die de anderen tijdens de opening droegen. Sjors zorgde met zijn opgravingen voor een berg zand waarin Marit vervolgens een eigen opgraving creëerde. Maar er was ook de ruimte om helemaal je eigen gang te gaan, zo zocht Roos naar manieren om een grote boomstam te bewerken.
Hoewel ze elkaar inspireerden, op nieuwe ideeën brachten en hielpen ontstonden er geen samenwerkingen binnen het werk. Iedere kunstenaar had eigen projecten en uitkomsten. En na vier weken werken moesten al deze individuele praktijken gecombineerd worden tot één presentatie. Deze zes kunstenaars waren samen geen voor de hand liggende keuze geweest voor een groepstentoonstelling. Hun onderwerpen en werkwijzen lopen daarvoor te veel uiteen. Ze kozen er daarom in de presentatie voor om niet zozeer naar de onderlinge relaties binnen het werk te zoeken maar ieder werk individueel zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. En ze lieten onverbloemd zien dat het hier gaat om de presentatie van een werkperiode. De ijskast kreeg een plek midden in de ruimte waarmee de groep leek te zeggen: ‘alles mag er zijn, niets hoeft weggemoffeld te worden’. Het gebouw, met haar verweerde en door de jaren getekende muren, nodigt hier natuurlijk ook bijzonder toe uit. Zoals Eef vertelde: ‘Het is de ruimte die ons als kunstenaars verbindt’. Zij ontwierp de poster van het project en koos hiervoor als afbeelding de plattegrond van de Stadsgalerij. Deze plattegrond kreeg een prominente plek in het enige gezamenlijke werk van de tentoonstelling. Op één van de voorzetwanden hebben de kunstenaars de omtrekken van de ruimte getekend en daarbinnen toonde ieder een deel van het proces. Voor de een waren dat schetsen en kleine werkjes, de ander gaf schematisch de plaats van de werken aan met tekeningetjes of foto’s, en weer een ander gaf met stukken tekst een beeld van het onderzoek dat is gedaan. De rekeningen van het materiaal dat is gekocht hingen er op een rijtje naast. Hiermee is het een prachtige samenvatting van een werkperiode waarin proces en samenwerking centraal stonden.