Voor Jeanine Vloemans is de herfst het mooiste seizoen van het jaar en die brengt ze nu door in Zundert als artist in Residence bij AiR van Gogh. Het bracht haar ertoe om het oorspronkelijke plan om te gooien en zich over te geven aan de weerselementen in dit voor haar nog onbekende stukje Brabant. Deze provincie kent ze vooral van de stedelijke omgeving van ’s-Hertogenbosch waar ze woont en werkt, echter het dorpse dwingt een ander ritme af.
Het vieren van de herfst
Jeanine wilde zich verdiepen in Vincents liefde voor de Japanse prenten. Ze wilde dichter bij hem komen door te leren hoe hij dat toepaste in zijn werk. Hoe Vincent eerst letterlijk de prenten kopieerde om later de Japanse invloed subtieler in zijn werk te integreren. In haar eigen werkwijze zoekt Jeanine ook naar de invloed van oude culturen zonder het zich toe te willen eigenen.
‘Toen ik hier kwam begon de herfst en ben ik mijn eigen regen gaan schilderen. Regen zie je vaak in Japanse prenten en daarin wordt ook heel anders met perspectief omgegaan. Het is interessant om het zo te benaderen, maar toch stapte ik van dit uitgangspunt af toen ik hier de wereld zag dichtgaan. Het herfstseizoen wordt zo prachtig gevierd met allerlei kleuren. Daarbij ben ik geen lezer, of iemand die iets grondig bestudeert. Ik ging net als Vincent naar buiten de natuur in.
Het eerste schilderij dat ik hier heb gemaakt was van een kastanje. Allerlei dingen vallen nu op de grond, en die neem ik dan mee. Misschien komt het door mijn fascinatie voor de ogen die kastanjes hebben. Ze vragen: raap me op? Het zijn de ogen van de herfst. Dan schilder ik die kastanjes na en kom er zo weer achter dat het naschilderen niet mijn doel is. Maar het is wel fijn om met verf bezig te zijn, waaruit de conclusie volgt: verf hoort bij mij!’
De afstand verkleinen
Ter voorbereiding van de residentie is er nieuwe olieverf – op waterbasis – aangeschaft die beter is voor mens en milieu en toch net als echte olie langzaam droogt. De Fimoklei, een polymeerklei die ze ooit een keer gekocht heeft bij een bekende discountwinkel, daarentegen lag al tijden thuis te wachten tot er iets mee ging gebeuren. Ook deze mocht mee, zonder een vooropgesteld doel om ermee te werken.
‘Op de achterzijde van de verpakking van de Fimoklei stond een schilderij, dat kan je er dus ook mee maken. Onbewust sloop het materiaal zo mijn nieuwe atelier binnen. Nu wilde ik natuurlijk wel dingen uitproberen. Eerder deed ik dat tijdens de werkperiode bij Destination Unknown waar ik schilderde met zand en nu hier met Fimoklei. Zo kwam ik erachter hoeveel textuur er in Vincents schilderijen zit.
Ik gebruik in mijn werk vaak geschilderde panelen en objecten waartussen ik met muurschilderingen verbindingen leg, maar dit keer wilde ik zover gaan dat er geen afstand zou zijn tussen het materiaal en mij. Een kwast is toch afstand, en die afstand heb ik kleiner gemaakt door letterlijk het onderwerp vorm te geven met mijn handen. Zoals bij de muurapplicatie – dat is nog maar een test – waar de kleivormen op de wand gegroepeerd zijn. Ik wilde ook een totem maken met vulkaanwerken. De uitbarstende vulkaan komt wel vaker terug in mijn werk. Het is een symbool van woede en dit keer maakte ik deze van Fimoklei op panelen. Alleen bleek dat het lastiger was dan ik dacht om tijdens deze periode aan meer Fimoklei te komen. Het zijn daarom panelen gebleven. Maar als het idee in mijn hoofd zit dan gaat het hoe dan ook gebeuren. De werkperiode is meer een aanzet dan een afsluiting. Zo probeer ik het te zien.’
Het oprekken van de schilderkunst
De werkperiode is voor Jeanine bedoeld om haar beeldende werk te versterken, uit te diepen en vooral nieuwe dingen uit te proberen. Een eerdere expositie in de kunstruimte van Willem Twee te ’s-Hertogenbosch leidde het verlaten in van haar vertrouwde werkwijze. Alles wat ze heeft gemaakt liet ze bij elkaar zien. De muurschilderingen die herinneren aan de klassieke oudheid, de zachte vloerobjecten en de anekdotische paneeltjes zijn hierna ingewisseld voor onderwerpen uit haar beleving die een eigen mythologische vorm opeisen.
‘Ik wil onderzoeken in hoeverre ik de schilderkunst kan oprekken. Het maakt niet uit of je met verf werkt of niet, het gaat erom hoe je om je heen kijkt. Dat is voor mij nog een heel lang proces waarin je soms andere dingen moet doen. Nu ben ik de verf gaan combineren met Fimoklei in een interpretatie van Vincents Sterrennacht. Het is opvallend dat zijn sterren bijna van het doek afspringen en dat gun ik die sterren ook. Het werk is nog lang niet af en bestaat uit panelen, met daarop een zonnebloem dus heb ik ook een maanbloem geschilderd. Ze lijken ook een beetje op de dahlia’s die weer bij Zundert horen, en bij Vincent. Ik maak graag mensen deelgenoot van mijn verwondering.
Alleen mensen in mijn werk laten zien, dat vind ik niet interessant. Bij mensen gaat het altijd over mensen. Natuurlijk gaat het in mijn werk ook over mensen, maar dan ben je die mens en kijk je niet naar een figuur. De gemaskerde welpenjongen uit 2018 is in die zin ook een figuur en ook deze heb ik nu verlaten. Misschien komt hij later weer terug, of worden het dierfiguren. Alle elementen blijven meereizen tot ze een plekje krijgen.’
De dagen duren hier langer
De luxe van slechts enkele stappen te hoeven zetten tussen woning en atelier wende sneller dan de maand om was. Zoveel dingen waar Jeanine niet meer over na hoefde te denken zoals de constante temperatuur in het verzonken en toch lichte atelier. Het zou nog wel een maand mogen duren.
‘De rust is heel fijn. Ik hoef niet op de klok te kijken. De dag duurt hier ook heel lang. Eerst dacht ik dat het heel langdradig zou worden, maar dat is absoluut niet zo. Toch voelde het wel eens gek in mijn hoofd. De kritische blik en hoge verwachtingen van mezelf, daar had ik last van kunnen hebben als ik het niet had omarmd. Leerzaam ook. Na deze residency ga ik me meer richten op het kunstenaarschap dankzij de bijdrage van het Mondriaanfonds voor startend talent. Daarmee kan ik beter nadenken en investeren in materialen. Ik heb dan ook nooit technisch schilderen geleerd, bewust niet zodat ik meer kan ontdekken. Dat is wat er ook hier gebeurd is; meer tijd mogen nemen om tot iets te komen. Een luchtige gedacht heeft nu eenmaal veel tijd nodig om een eindvorm te vinden. Het is een wisselwerking tussen de indrukken die van buiten komen en de inspiratie die binnenin ligt opgeslagen.’