Eén keer per jaar wordt de Van Gogh AiR prijs uitgereikt aan een pas afgestudeerde kunstenaar van de Academie | St. Joost te Breda. Deze keer is de winnaar Floor Snels, die zich gedurende de maand december mag terugtrekken in de kosterswoning te Zundert. Natuurlijk is ze blij met deze werkperiode, natuurlijk waardeert ze het vertrouwen dat is uitgesproken door het winnen van deze prijs. Maar ze is zich ook bewust van de valkuil. De verwachtingen zijn hoog, kan ze deze waarmaken?
Drie Heerlijkheden
Voor Floor begon haar residentie al met een gedegen voorbereiding zoals het bijwonen van een lezing van de Heemkundekring die haar meer context bood over de omgeving en de drie heerlijkheden. Haar interesse werd gewekt door het specifieke van de bestuurlijke rechten die hier golden, en in het bijzonder hoe de gemeenschap zich heeft gevormd.
“Misschien praat ik nu te veel, maar ik heb een maand lang in mijn eigen hoofd geleefd. Het werk is nog lang niet af, misschien ook wel, dat moet ik deze week besluiten. Laat ik eerst beginnen dat ik het een mooi idee vind, de drie Heerlijkheden, alleen voelde het niet urgent. Toen ben ik me meer gaan verdiepen in de geschiedenis van de Zundertse boomkwekerijen. Ik heb daarvoor gesproken met David Bömer van Treeport, en ook dat was heel interessant, maar beantwoordde nog niet de vraag hoe dat zich verhoudt tot het heden. Zo was dit vroeger een arme regio, de grond was zand. De boeren verbouwden vaak aardappels, want dat wilde hier groeien, en bomen. In 1840 werd van Beckhoven burgermeester en hij bestreed de armoede door het ontginnen van de heidegrond en bomen te planten. In dezelfde tijd is ook het gemeentehuis gebouwd, een gebouw dat zo groots en statig eruit ziet dat het in groot contrast staat met de omgeving. Dat roept bij mij wel de vraag op in hoeverre dat echt een huis kan zijn van de gemeente of eigenlijk van de gemeenschap. Ik ben me gaan verdiepen in de gemeenschap zelf, was er sprake van een verschil in klasse en is dit ook nu relevant?”
Wat is Van Gogh
En dan speelt nog de vraag wat de rol van Vincent van Gogh in haar werkperiode. Floor heeft er een dubbel gevoel bij gezien haar eigen familieverleden. Met een vader die als ontwerper veel heeft gedaan met de nagedachtenis van Vincent van Gogh, en een opa die een ‘superfan’ is en schilderde in zijn stijl, heeft ze meer dan voldoende bagage om met een kritische blik te bezien wat Vincent is achter de troebele laag van de commercie.
“Mensen zijn hier sceptisch. Zundert bestaat uit Corso, aardbeien, bomen en, oh ja ook Vincent van Gogh. Hij heeft hier wel gewoond, gewandeld, maar hij schilderde hier niet. Het heeft hem wel gevormd, vooral zijn familie heeft dat gedaan. Er was een groot verschil tussen protestanten, zoals de rijke landeigenaren die hier woonden, en de arme katholieke boeren. En de familie Van Gogh zat daar tussen in. Ze waren niet rijk, maar behoorden wel tot een hogere klasse. Zij lazen boeken vol weemoed en treurnis. Ze moesten de schijn ophouden en vooral zijn moeder legde haar kinderen op hoe ze zich moesten gedragen. Tegelijkertijd is Vincent wel één van de eerste kunstenaars geweest die landwerkers, boeren en arbeiders als individu portretteerde, met naam en al. Ik ging opnieuw kijken naar de omgeving, wandelen door de natuurgebieden, De Buische heide, de Moeren, de Pannehoeve. De hedendaagse rijkdom in Zundert is alleen niet afkomstig van de landeigenaren, maar van de boomkwekerijen. Indertijd bedoeld als armoedebestrijding, maar nu een lucratieve business waar veel seizoensarbeiders werken uit Polen. Ik zag hen vaak in het dorp waar ze deel uitmaken van de gemeenschap zonder dat ze erbij horen. Ze wonen ook letterlijk op de grens van Zundert, niet in het dorp en niet daarbuiten, maar in Patersven op de voormalige camping. De boomkweek is ontstaan vanuit de protestanten en deze Poolse arbeiders zijn katholiek, zo is er eigenlijk weinig veranderd ten opzichte van vroeger. Hoe los je dat op? Ik zou ze willen aanspreken, maar wat kan ik hen vragen: Hallo ik ben Floor en kom je uit Oost-Europa?”
Bladeren
December is de donkerste maand van het jaar en in Zundert evenzo. Floor vond het grauw, ingeklemd tussen de dood op het kerkhof en de bejaarden aan de andere zijde met de dorpse gezelligheid op een gepaste afstand. Ze voelde zich misplaatst, en dan zijn er ook overal nog de bladeren.
“Herinneringen vangen over de dood die hier aanwezig is voelde als uitgedacht. Dat kun je net zo goed vertellen. Ik keek naar mijn directe omgeving waar huizen afgebroken gaan worden voor dure appartementen onder de naam ‘Tantes van Van Gogh’. Wat maakt een verandering eigenlijk los? Ik ging praten met de bewoners van het bejaardenhuis om te horen hoe zij staan tegenover vergankelijkheid en om met hen te praten over tijd. Zij wonen naast een pastorie wat een ding is uit het verleden, maar waar wel nieuwe dingen gemaakt worden door kunstenaars. Met de pulp van bladeren deed ik testjes om papier of vormen te maken die dat idee op één of andere manier vastleggen. Alleen was het heel saai om met deze ouderen te spreken. Ze waren totaal niet geïnteresseerd, maar na deze deceptie bleven wel de bladeren als materiaal. Ik kwam weer terug bij de kwekerijen, nu via de bladeren die hoe fragiel ook een moment van overgang vastleggen. Ik vond het interessant om met een symbool te werken dat alle aspecten in zich had, van rijkdom, armoede en gemeenschap. Dat is het gemeentehuis, en in het bijzonder het kapiteel van de zuil in Korintische stijl waarin ook bladeren zijn afgebeeld. Dingen worden snel in je hoofd gelinkt. Ik verzamelde de bladeren alleen niet bij de boomkwekers, dat werkte niet. Ik heb ze opgeveegd op het kerkhof in het goede gezelschap van de mensen van de kerk. Waar de bladeren lagen op de graven van de voormalig grootgrondbezitters.”
Het atelier
De vloer van het atelier ligt bezaaid met bladerresten die ondanks hun fragiele en kwetsbare uiterlijk weerbarstig in de verwerking blijken te zijn. Floor heeft na vele pogingen om de bladeren te verpulveren uiteindelijk een bladblazer aangeschaft, niet het soort apparaat dat past bij haar ethische normen, echter alle andere apparaten gingen kapot.
“De stress sloeg behoorlijk toe, en dan moet alles ook nog drogen. Dan blijkt er hier in het dorp een theekweker te zijn die daar speciale apparatuur voor heeft en mij wil helpen. Vreemd hoe dat kan gaan. Op de academie maakte ik niet echt dingen, ik werd zenuwachtig van die omgeving, nu word ik zenuwachtig van mezelf. Ik dacht geen atelier nodig te hebben, nu twijfel ik omdat ik lang in ideeën kan blijven hangen en hier de ruimte heb om buiten mijn hoofd te werken. Het is ook een fijn atelier, het geeft vrijheid al voel ik nu wel de druk om te presenteren. Ik had bedacht het kapiteel na te bouwen met onderdelen die weer van de bladerpulp zijn gemaakt. En dan de boomkwekers persoonlijk uitnodigen om een stukje van het werk mee te nemen als symbool. Zo is het opgeschreven in de tekst over de expositie en dan vraag ik me af of het nog wel nodig is om het te maken. Is de deconstructie niet al voldoende? Het klinkt misschien alsof ik het moeilijker wil maken, maar ik wil het juist makkelijker maken. Misschien was zelfs het tonen van het atelier al genoeg. En al denk ik niet dat ik dit werk opnieuw zal uitvoeren wil ik wel vaker een residency doen. Er zijn nog zoveel bijzondere plekken in Nederland dus ik hoef niet zo nodig naar het buitenland. Het is voor mij interessant om te vertrekken vanuit de geschiedenis wat veel inzicht geeft over de verhoudingen in de cultuur van de hedendaagse maatschappij. En met de Brabantse cultuur ben ik inmiddels wel een beetje bekend.”