Onze werktitel voor de expositie bij Witte Rook was Sense and Reference. Wat neem je waar aan het werk, en hoe verwijzen de beelden naar iets anders? Deze overkoepelende werktitel raakte vragen met betrekking tot de individuele werken, maar ook verwezen sommige werken nadrukkelijker naar de tentoonstellingsruimte of naar elkaar.
Voorafgaand aan de werkperiode bij Witte Rook hadden wij al een werkperiode in onze ateliers. Veel werk is dan ook ontstaan in het eigen atelier, maar er is in de voorbereidingen zeker ingespeeld op de tentoonstellingsruimte van Witte Rook. Zo waren er van tevoren enkele beslissingen gemaakt voor de indeling. Zoals de twee tekeningen van Charlotte die tegenover zouden gaan hangen. Ook het werk van Rebecca dat onder het dakraam is geplaatst kreeg, mede door keuzes in het beeld, vroeg in het werkproces deze plek toegewezen. Er waren dus werken met een vaste plek, werken die nog vrij geplaatst konden worden, en een ander werk van Rebecca dat in de ruimte is ontstaan. Hierdoor groeide de tentoonstelling langzaam tot een definitieve indeling van de ruimte.
Naar aanleiding van de tentoonstelling schreven we ieder een korte toelichting op ons werk en het daarop voorafgaande proces.
Tijdens de werkperiode heb ik aan twee series gewerkt. Van beide series waren twee geschilderde werken te zien. In het schilderen zoek ik naar mogelijkheden om situaties uit de werkelijkheid weer te geven en die te laten rijmen met formele schilderkunstige aspecten op zo’n manier dat het als een vanzelfsprekendheid over komt. Ook toonde ik een film waarin een herkenbare situatie te zien is maar ook formele aspecten zoals vorm en beweging.
In het tuinhuis toonde ik twee kleine werken op papier waar kokers op geschilderd waren. De ene was een weergave die van een werkelijk bestaande situatie was geschilderd, hierbij voelde je de verhouding tussen de kokers en hun bestaan met de zwaartekracht. De verfstreken zijn zo geschilderd dat door de openingen van de kokers de ruimte erachter te zien is, dit draagt bij aan de ruimtelijkheid van het beeld. In het andere werk is de vorm meer besloten. Hierin komt de overlapping van de onderkant van de koker met de bovenkant sterk naar voren en is eigenlijk niet meer goed te zien hoe deze vorm ruimtelijk in elkaar zou zitten. Door dit verschil, de vorm die in een ruimtelijke situatie is of de vorm die meer in zichzelf is, zie je dit schildergebaar resulteren in twee beelden waarin deze anders gelezen wordt.
In de andere ruimte toonde ik twee werken op doek en een film. In de film is een registratie te zien van een situatie: Een wit laken wappert in de wind aan een waslijn. In deze film zijn een vorm, het laken, en een beweging, de wind te zien.
In de werken op doek representeert de verfstreek de wind. Dit is een grote fysieke kracht die de vorm van het laken beïnvloedt en andersom, het laken beïnvloedt de richting van de wind. De verfstreek wordt onderbroken door de doek die als sjabloon is gebruikt voor het weergeven van het laken. De registratie van tijd in de handeling van de verfstreek geeft de tijd van het voorbij waaien van de wind weer. De uitsparing door het sjabloon, een handeling zonder registratie van tijd, geeft de vaste vorm van het laken weer. Een andere tijd wordt zichtbaar tussen de twee werken waarin de vorm van het laken veranderd is. Hierdoor is de vorm van het laken in beweging. Het geeft weer dat het een situatie in beweging is en dat de geschilderde beelden twee posities zijn.
Rebecca
Voordat we de expositie bij Witte Rook begonnen, was ik nieuwsgierig naar het idee van een ‘verloop’ in het beeld in relatie tot de aanschouwing ervan. Ik werkte met digitale bestanden, waarvan ik er twee ruimtelijk maakte. In twee andere beelden onderzocht ik de fysieke drager voor een digitaal beeld door deze te printen op textiel.
Voor Untitled werkte ik met een dubbelzijdig bedrukte plaat om iets als ‘verloop’ te onderzoeken. Daarbij was de gedachte dat wanneer je een beeld binnen een opeenvolging van beelden ziet, zoals bij de opeenvolging van frames in een gifje bijvoorbeeld, het beeld ‘duurt’ of ‘tijd inneemt’ doordat er een opeenvolging is welke noodzakelijk tijd inneemt (of maakt). Door een digitaal beeld ruimtelijk te maken middels één dubbelzijdig geprinte plaat waar je omheen kan lopen, en door deze hoog in de ruimte onder het dakraam te plaatsen, kreeg het invallende licht een belangrijke rol in het beeld. Zowel als aanwezige transitie tijdens het kijken naar het beeld, als de verschijning van het beeld, welke daarop berust.
Daarnaast werkte ik bij de kleine textielprint Processing (0) met het idee van de Fourier analyse, een wiskundig model dat frequenties en signalen, zoals bij MRI-scans gebruikt wordt bijvoorbeeld, kan omzetten naar leesbare beelden. Vereenvoudigd gezegd, is de k-space een ruimte waarin data wordt verzameld, een soort ‘tussenbeeld’ waarin golven en signalen worden gerepresenteerd. Deze afbeeldingen kunnen uiteindelijk weer omgezet worden in scans die leesbaar zijn als, bijvoorbeeld, een gedeelte van de hersenen. Ik vind het interessant dat iets als ‘tussen’ kan fungeren, welke concreet op een niet-definitieve staat van het beeld duidt. Iets dat zowel vervaardigd is en tot stand kan komen, alsof er sprake is van de aanwezigheid van vervoeging.
Tijdens de werkperiode ontstond er ook een beeld op locatie. Aanleiding voor Bending Square was de functie binnen een softwareprogramma die beschreven wordt als het ‘uitrekken van een item in alle richtingen’. Door een vierkant te materialiseren is dit maar beperkt mogelijk, afhankelijk van onder andere het materiaal. Door gebruik te maken van hele dunne houten latjes, en een bevestiging te gebruiken die flexibel is, wordt de vorm buigbaar en minder solide. Het vormt zich naar de omgeving en de plaatsing daarvan. In de titel wordt ook verwezen naar de basisvorm van het object. Ook hier is sprake van een vervoeging van de vorm, maar deze laat de oorspronkelijke vorm, het vierkant, niet los. Het object kan geen cirkel of ovaal worden, maar wel een ruit. Ook kan het, vanuit verschillende oogpunten en afhankelijk van de plaatsing, ogen als een driehoek of een trapezium.
Charlotte
De afgelopen periode heb ik gewerkt aan twee werken die samen de titel duo dragen. De werken zijn tijdens het maken steeds afwisselend oorzaak en gevolg van elkaar geweest. Om dit beter te begrijpen is het belangrijk om mijn maakproces, zoals dit voorafgaand aan deze werkperiode heeft plaatsgevonden kort toe te lichten.
Toen ik deze werkperiode begon wilde ik graag groot werk maken omdat ik ontdekt had dat dit het doorleven van een werkproces mogelijk maakt. Het werk ontstaat vaak op subjectieve basis waarbij een causale en bijna mechanische opeenvolging van lijnen en vlakken plaatsvindt. Dit staat niet ver af van wat ik het doorleven noem.
Het doorleven is tijdens het werkproces verbonden met de gelaagdheid. Het is onmogelijk om dat wat onderliggend is te ontkennen. Zelfs verwijderen of overschilderen maakt dat wat onderliggend is niet afwezig. De gelaagdheid maakt zo het doorleven van verschillende fasen in het werk mogelijk, ook maakt ze het mogelijk verschillende invloeden in het werk op te nemen. Hierbij moet met name gedacht worden aan principes die ik herken in werken van andere kunstenaars en die ik vervolgens in mijn eigen werk opneem waardoor ik ze aan mijn eigen werk kan toetsen. Tijdens het opnemen van deze principes in het werk vindt een eigen vertaling daarvan plaats, waardoor het werk op een eigen manier kan functioneren.
Een belangrijk verschil dat heeft plaatsgevonden tijdens het maken van duo is dat in plaats van het opnemen van principes uit de werken van anderen de vraag ontstond of twee werken tijdens het werken in elkaar opgenomen konden worden. Dit is goed zichtbaar in de vorm die in de het ene werk geconstrueerd is en uit het andere werk is gesneden.
De vorm die in het ene werk geconstrueerd is heb ik vertaald naar een uitsnede in het andere werk. De vorm is geconstrueerd door middel van een transparante opbouw van verschillende lagen. Door de lagen heen is dus ook de ontwikkeling van de vorm zichtbaar. Het andere werk, waarin de uitsnede gemaakt is, heeft bijna geen transparantie in zich en bestaat voor het grootste gedeelte uit donkere vlakken. Het toevoegen van de uitsnede zorgt ervoor dat de relatie tussen de twee werken zichtbaarder wordt. Ook wijst de uitsnede opnieuw op de lagen die onder de donkere vlakken aanwezig zijn en waaruit het werk is opgebouwd.
De werken die we toonden waren allemaal vrij abstract. In de tentoonstelling werd de film van Romee met het wapperende witte doek geprojecteerd. Door het tonen van deze film kon je je afvragen wat het deed in relatie tot het abstractere werk, en deed het een suggestie de abstracte werken met die realiteit te verbinden. Voor we de werkperiode startte, waren we benieuwd of er overkoepelende factoren aanwezig zijn in ons werk. Bij Witte Rook hebben we dit onderzoek inzichtelijk gemaakt door de afzonderlijke praktijken te verbinden door een samenwerking aan te gaan, en deze af te sluiten met een groepstentoonstelling.