Als ik aanbel bij Witte Rook voor mijn afspraak met Anna Püschel zie ik dat de tuin in korte tijd enorm veranderd is. Het kale stukje grond dat het de vorige keer was wordt nu overwoekerd door planten en bloemen. De tuin van Witte Rook is het centrale punt van aandacht tijdens de residentie van Anna. In haar werkruimte staat een grote tafel vol met kleine glaasjes met plantmateriaal. Bij ieder glaasje ligt een briefje met daarop de naam van de corresponderende plant. Erboven hangt een waslijn met allemaal velletjes vloeipapier in verschillende zachte tinten groen en geel.
Anna vertelt: ‘Toen ik hoorde dat ik één van de laatste residenten ben op deze locatie werd ik geraakt door de eindigheid van deze plek en wist ik dat ik wat met de tuin wilde gaan doen. Ik heb altijd iets met planten gehad maar dat bleef los van de kunst, ik heb dat niet eerder samengebracht. Door mijn opleiding natuurgeneeskunde weet ik veel van planten. Ik ging kijken welke er hier allemaal in de tuin staan en zag dat ze bijna allemaal bekend zijn in de geneeskunde. Ik heb in totaal wel 36 verschillende soorten geteld.’
Ruth: ‘In de stad zijn natuurlijk niet veel plekken zoals deze, waar een tuin zo lang met rust is gelaten en de natuur zijn gang heeft kunnen gaan.’
A: ‘Ja precies, er staan hier planten die als onkruid worden gezien maar allerlei potentieel hebben. Bijvoorbeeld de brandnetel; die is heel krachtig voor je spijsvertering. Wat wij zien als een belangrijke of onbelangrijke plant is afhankelijk van de tijd waarin wij leven en de waarde die wij toekennen aan dingen. Een plant die nu wordt gezien als onkruid was 200 jaar geleden misschien wel heel waardevol en kon zelfs je leven redden. Ik vond het best bijzonder dat bijna alles wat er groeit op deze plek iets voor mij kan betekenen. Ik vroeg me af hoe ik de verbinding kon aangaan met deze plek en toen zag ik dat die helemaal niet van ons is. De tuin wordt overgroeid door planten, die zijn hier de baas.’
R: ‘Hoe ben je te werk gegaan?’
A: ‘Ik ben begonnen met het maken van aftreksels en theeën van de planten om te zien of ik pigmenten eruit kon destilleren. Ik wilde met deze pigmenten gaan tekenen maar de kleuren werden erg zwak en niet alle planten gaven goed kleur af. Ik wil dat later nog gaan voortzetten, daar was nu niet genoeg tijd voor. Het was wel erg fijn om hier mee te beginnen en te experimenteren.’
‘Daarnaast was ik van plan de planten in de tuin te documenteren maar toen werd mijn camera helaas gestolen. Daarom ben ik ze gaan tekenen. Ik heb geen opleiding in tekenen maar wilde een plantenboekje maken, geïnspireerd op die middeleeuwse tekeningen waarbij geschreven staat waar je de planten allemaal voor kunt gebruiken. Deze tuin gaat verdwijnen, dus eigenlijk is het ook een handleiding tot iets wat straks niet meer bestaat. Ik hou van categoriseren en daarmee proberen grip te krijgen op de realiteit. We vertrekken altijd vanuit onszelf als we kijken; ik heb meteen een heel verhaal bij deze tuin. Maar dat is mijn verhaal, de tuin heeft daar helemaal niks aan.’
R: ‘Wat vind jij zo interessant aan tuinen?’
A: ‘Het beeld dat we van een tuin hebben is heel artificieel; wij idealiseren het en creëren een illusie van controle. Een tuin is gecontroleerde, getemde natuur. Ik vind het bijzonder dat mensen eigenlijk het verlangen hebben naar iets wilds en oorspronkelijks maar we willen het wel in de gaten kunnen houden. We verlangen naar een connectie met de natuur maar we zijn er tegelijkertijd bang voor; het moet wel tussen die muurtjes blijven. Eigenlijk is dat ook een wanhopig iets want je kunt de natuur niet onder controle houden.’
R: ‘Ja, dat laat deze tuin zeker zien. Zijn er overeenkomsten tussen dit project en je andere werk?’
A: ‘Je denkt met iets heel nieuws bezig te zijn maar als je terug kijkt zie je toch altijd weer overeenkomsten. Dat had ik met tekenen, ik vond het zalig om te doen en fijn om een nieuw medium uit te proberen. Maar je essentie komt daar ergens toch in door, de vraagstukken die je bezighouden. En het categoriseren hoort bij mij. Ik heb net een boek af dat ik in samenwerking maak met uitgeverij The Eriskay Connection hier in Breda. Het heet Encyclopedie van de twijfel en gaat over weten en niet kunnen weten. Het is een samenstelling van gevonden teksten over de twijfel, uit heel uiteenlopende bronnen, en dagboekfragmenten die ik schreef over het twijfelen aan mijn kunstenaarschap. Voor mij is het een heel actueel thema in deze tijd, waarin de dingen heel zwart-wit gesteld worden. Mensen zitten zo vast in hun eigen overtuigingen, maar de werkelijkheid is veel genuanceerder.’
‘Het feit dat we dingen heel goed kunnen benoemen betekent niet dat we er meer over weten. De manier waarop de plantenwereld geclassificeerd is, is superslim en daardoor heeft er zich een enorme kennis omheen opgebouwd in allerlei industrieën, maar het betekent niet dat we er nu zoveel meer over weten. Want jouw oma kon je 100 jaar geleden misschien meer zeggen over die plant dan iemand die nu onderzoekt of diezelfde plant helpt tegen kanker. Het gaat in mijn werk altijd over hoe we naar de wereld kijken en dat we het idee hebben dat de wereld een objectief gegeven is. Maar de realiteit is een spiegel van hoe wij daarnaar kijken. In die zin is mijn werk heel filosofisch. Het interesseert me hoe wij proberen grip te krijgen op ons eigen bestaan. En hoe mensen zo zeker kunnen zijn van dingen en hun plaats in de wereld. Terwijl, als je eerder geboren was dan had je heel andere dingen gedacht.’
R: ‘Wat betekent het voor jou om hier een residentie te hebben?’
A: ‘Dit is mijn tweede keer, vanwege mijn kind kan ik niet zo vaak op residentie gaan. Het is heel fijn want er gebeurd echt iets met je; je hebt een ander ritme en andere geuren. Dat kun je moeilijk thuis creëren, dan zit je in je routine. Dat geldt zeker ook als moeder, veel creatieve energie gaat er naar het moederschap want je moet de hele dag overal oplossingen voor zoeken. De zorg die je draagt voor iemand anders ligt heel dicht bij de bron die je kunt gebruiken om creatief te zijn. Het is moeilijker om te creëren als je de hele dag bezig bent met zorgen voor een ander, hoe graag je die persoon ook ziet. En tegelijkertijd heeft het moederschap me, zeker tijdens mijn afstuderen, een enorme drive gegeven. Laatst zei ik tegen mijn zoon: ‘Ik weet niet of ik zo goed was geweest als jij niet in mijn leven was gekomen.’
Ik krijg van Anna zaden mee van de Chelidonium Majus, een plant met gele bloemetjes waarvan het sap van de stengel goed helpt tegen wratten. Als ik de plant thuis opzoek op wikipedia kom ik erachter dat deze naast Wrattenplant ook wel Stinkende Gouwe wordt genoemd. In haar boekje heeft Anna minutieus de planten in de tuin van Witte Rook vastgelegd, tot op een plattegrond met vindplaats aan toe. Door het werk van Anna zie ik mijn vertrouwde omgeving ineens met heel andere ogen en vind ik onverwachte waarde in deze verwilderde stadstuin. De Stinkende Gouwe ga ik zaaien in mijn eigen tuin.