DEN, 25-11-2021, online via Zoom
Interviewer: Esther van Rosmalen (E)
Geïnterviewden: Guido Jansen (G), Marcus Cohen (M)
(E) Kunnen jullie jezelf kunnen voorstellen en wat meer vertellen wat jullie rol is bij DEN?
(G) Ik ben Guido en ik was als ZZP-er betrokken bij DEN als projectleider voor het archieftraject podiumkunsten. Dit is gestart in 2020 en helpt podiumkunstgezelschappen bij het archiveren en het ontsluiten ervan. Het traject is gebaseerd op het archiefdoorlichtingstraject dat CEMPER en meemoo in België organiseren. Dit najaar zijn we in samenwerking met het Netwerk Archieven Design en Digitale cultuur (NADD) gaan onderzoeken hoe we ook de sectoren van design en digitale cultuur kunnen ondersteunen. Daarnaast werk ik voor de Hogeschool van de Kunsten in Utrecht bij de opleiding Interactive Performance Design. Bij die opleiding komen theater en technologie samen en zijn we bezig met interactie. Verder werk ik ook als dramaturg en ben ik betrokken bij verschillende theatermakers om artistiek advies te geven en te helpen met het artistieke onderzoek van de voorstelling.
(M) Ik ben Marcus en ik werk als senior adviseur bij DEN sinds 2017. Binnen DEN hou ik me bezig met verschillende projecten, onder andere over hoe je collecties met elkaar verbindt. Er is vanuit het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) tot ongeveer 2015 geïnvesteerd in het digitaliseren van collecties in Nederland zoals van de Koninklijke Bibliotheek, Nationaal Archief, Beeld & Geluid en Eye, maar hoe verbinden we dat materiaal met elkaar en hoe kun je het digitaal ontsluiten? Voorheen was DEN gericht op digitaal erfgoed en trajecten in de zin van het digitaliseren van analoge objecten en het duurzame behoud en beheer van dit digitale erfgoed. Als kennisinstituut cultuur & digitale transformatie ondersteunt DEN nu instellingen om een digitale transformatie te maken waarin ze ook kunnen nadenken over manieren om met een hybride aanbod een breder publiek te bereiken, om andere diensten aan te bieden en nieuwe manieren van maken te faciliteren. DEN heeft bijvoorbeeld de afgelopen twee jaar het archiefdoorlichtingstraject georganiseerd. Daarbij zijn 28 deelnemers begeleidt om aan het werk te gaan met hun archief en de inrichting van een mappenstructuur op de server. In 2022 gaat podiumkunst.net in samenwerking met NADD een volgend archieftraject aanbieden.
(E) Waar in de culturele sector zien jullie dat er veel vragen over digitaliseren en archiveren naar boven komen?
(M) DEN heeft sinds 2017 ook de opdracht om cultuurmakers, waaronder de podiumkunsten mee te nemen in de beweging rond de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed (NSDE). Veel musea, bibliotheken en archieven (de erfgoedsector) maken al deel uit via het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE) waarbinnen veel kennis beschikbaar is. DEN volgt dan ook de NSDE principes zoals het netwerkdenken, het publiek centraal stellen en werken met linked open data.
(G) De afgelopen jaren hebben we bijvoorbeeld bij het nieuwe archieftraject geprobeerd om organisaties te laten zien wat de meerwaarde kan zijn wanneer archieven en collecties met elkaar worden verbonden. Werken met zogenaamde linked open data is een manier om de individuele instellingen, zowel grote als kleine, te laten aanhaken bij een nationaal, sector breed en verbonden archief waardoor digitale materialen voor iedereen zichtbaar en bruikbaar gaan worden. Onder de musea zijn de grotere instellingen hier al langer mee bezig. Je ziet ook dat in de COVID periode een aantal musea heel snel konden schakelen naar het aanbieden van digitale rondleidingen of online exposities. Dat komt omdat die al behoorlijk wat stappen hadden gezet in het digitaal beschikbaar maken van hun collecties en ervaringen.
(M) We proberen inderdaad te focussen op het bouwen van netwerken. Daarom werken we ook samen met Podiumkunst.net. De collecties die daar ondergebracht zijn, kunnen in principe ook verknoopt gaan worden met bijvoorbeeld de digitale krantencollectie (Delpher) van de Koninklijke Bibliotheek of de filmcollectie van EYE. We gaan ook stappen zetten richting de beeldende kunst. Hier voelen we namelijk ook een grote noodzaak om aandacht te besteden aan de particuliere archieven en nalatenschap van makers en kunstenaars. Daarnaast zie je ook steeds meer cross-overs ontstaan tussen verschillende kunstvormen zoals bijvoorbeeld performance kunst. We leren via de archieftrajecten zelf ook veel over de werkpraktijk bij instellingen en ook deelnemers vinden de onderlinge uitwisseling heel belangrijk en effectief. Om de stap te maken naar de beeldende kunst proberen we aan te sluiten bij bestaande initiatieven zoals die van Miriam Windhausen (o.a. in opdracht van het Mondriaan Fonds). Zij focust op kunstenaarsnalatenschappen en het behoud van het kunstenaarsarchief door na te denken hoe je omgaat met het archief wanneer een kunstenaar stopt met werken of komt te overlijden. Zo bereiden we een handreiking om particuliere archiefvormers en makers in de cultuursector inzicht te bieden in de stappen die zij zelf kunnen zetten om een duurzaam en herbruikbaar archief op te bouwen.
(E) Hoe verschilt digitaliseren van de digitale transformatie waarin jullie instellingen ondersteunen?
(G) Digitalisering is onder andere het digitaal maken van analoge materialen. Dat kunnen kunstwerken zijn of erfgoed. Hierover is veel kennis beschikbaar op verschillende platforms, denk aan het Netwerk Digitaal Erfgoed, het Nationaal Archief of LIMA. Er zijn dus al heel wat instellingen die vooral met digitaliseren bezig zijn. Omdat het werken met digitaal materiaal verder gaat dan alleen digitaliseren en digitale duurzaamheid richt DEN zich specifiek op digitale transformatie en stimuleert DEN dit om het onderdeel te maken van je strategie. Ik zie ook in mijn eigen praktijk als maker dat digitalisering in de volle breedte binnen de cultuursector een rol speelt en alle afdelingen binnen een instelling raakt. Denk aan office management dat ervoor moet zorgen dat alle bestanden goed geplaatst zijn tot de zakelijke leiding die moet nadenken over de workflows van de instelling en welke rol digitaal materiaal hierin speelt.
(M) Tijdens de DEN Digitale Transformatie Conferentie in 2021 is het DEN Focusmodel gelanceerd, daarmee kan je als instelling kijken op welke manier je digitale transformatie kan inzetten. Het benoemd vier onderdelen die van belang zijn voor je digitale strategie, namelijk: creatie, beleving, waarde en proces. Proces is een belangrijke want die zorgt voor verbinding tussen wat je aan digitale activiteiten ontwikkeld binnen de verschillende kwadranten. Door werkprocessen goed in te richten op duurzame toegankelijkheid kan het werk ook beleefbaar en beschikbaar worden voor verschillende soorten publiek en gebruikers. Hetzelfde geldt voor creatie, je kan gaan nadenken over hoe je je instelling of werkwijze zo kan inrichten dat het mogelijk wordt om nieuwe creatieve uitingen te ontwikkelen en documenteren. Wat betreft de waarde kan je denken aan hoe je aan kan sluiten op verschillende platforms zodat je een groter internationaal bereik krijgt of meer verdieping en inhoud aanbiedt waarmee je waarde kan vergroten.
(E) Op welke manier ondersteunen jullie instellingen bij deze digitale transformatie?
(M) DEN biedt diverse leiderschapsprogramma’s aan binnen de DEN Academie. De programma’s richten zich er bijvoorbeeld op hoe je je als zakelijk leider of manager bij een erfgoedinstelling verder kan ontwikkelen om je instelling digitaal te transformeren en daar verdere stappen in kan zetten.
(G) DEN werkt samen in projecten met de sector en de instellingen die we ondersteunen. Als er vragen naar boven komen over bijvoorbeeld publieksbereik, dan brengt vaak DEN instellingen bij elkaar. En gaan deze zelf aan de slag met publieksonderzoek en verkennen we met elkaar hoe dat digitale publieksbereik werkt. Instellingen bekijken welke bezoekers er komen naar de tentoonstellingen en welk publiek met het online aanbod wordt bereikt. Als dat niet hetzelfde publiek is, dan moet je gaan nadenken wat je als instelling moet bieden aan die digitale bezoekers zodat deze ook het museum bezoeken. Of wil je juist dat digitale – misschien internationale – bezoek vergroten wat levert dat dan op? Dat is het inhoudelijke deel. Daarnaast biedt DEN ook tools om een indicatie te geven hoe je er als instelling voor staat en wat digitale transformatie is. Dat zijn bijvoorbeeld het digitale maturiteitsmodel of het Focusmodel. Verder ontwikkelde DEN ook een aantal online tools, zoals bijvoorbeeld de auteursrechtentool; een beslismodel dat je kan doorlopen om te zien hoe het zit met de diverse auteursrechten rond de materialen waar je als instelling over beschikt.
(E) Heeft de pandemie bijgedragen aan het versnellen van de digitale transformatie?
(M) We zagen tijdens Corona een overgang van live (analoog) aanbod naar meer digitaal aanbod en nieuwe vormen van interactie met het publiek. De neiging is om weer terug te gaan naar de reguliere praktijk, maar er is wel meer aandacht voor digitale transformatie en het ontwikkelen van een meer hybride aanbod, ook bij beleidsmakers en fondsen. DEN is in gesprek gegaan met culturele instellingen uit verschillende sectoren om te kijken wat er nog nodig is om die digitale transformatie verder in gang te zetten. Dat vraagt ook om innovatief werken en werkvormen zoals agile en design thinking met zogenaamde designsprints. Hoe organiseer je bijvoorbeeld werkprocessen met zzp-ers in de cloud? Hoe houd je alle relevante informatie bij elkaar en zorg je dat je als instelling, en opdrachtgever, ook alle materialen uit het maak- en productieproces in huis houdt? Hierbij is het belangrijk om te beseffen dat het gaat om het verkennen van mogelijkheden, iets waar nog ruimte voor nodig is om stappen te zetten. Daarin wil DEN een rol spelen door juist samen met makers dicht op de praktijk te zitten en mee te denken.
(E) Wat zijn precies de mogelijkheden die de digitale transformatie in gang zet?
(G) We zagen dat in de COVID periode instellingen ineens een veel internationaler bereik kregen. Ze hadden al internationale volgers, maar die kunnen niet allemaal naar Nederland vliegen voor een voorstelling of expositie. Je kan je dus afvragen of hybride aanbod ervoor kan zorgen dat je inclusiever bent richting je publiek. Voor mensen met een mobiele of financiële beperking is het bijvoorbeeld makkelijker om een online rondleiding te volgen dan om op reis te gaan. Een andere kans is bijvoorbeeld het hergebruik van materiaal. Als dit digitaal beschikbaar is kan het toegankelijk worden gemaakt voor publiek en een nieuw leven leiden doordat het mensen inspireert. Er is bijvoorbeeld een orkest dat een digitale database heeft aangemaakt van alle composities en componisten die met hen hebben gewerkt. Die database stellen ze elk jaar beschikbaar voor jonge musici die dan een voorstelling maken gebaseerd op werken en materialen uit die database. Omdat er is nagedacht hoe een digitale database moet functioneren is dat proces veel toegankelijker geworden.
(E) Op welke manier betrekken jullie individuele makers en hun artistieke proces in deze transformatie?
(M) We proberen ervoor te zorgen dat makers al vroeg in het traject nadenken over het digitaliseren van hun werk en het ontwikkelen van een portfolio en daarvoor hebben wij het denkmodel I in Archive – met de I van identiteit – geïntroduceerd. Dit helpt om met elkaar na te denken over hoe je zorgt dat je kunstwerken en digitale uitingen als erfgoed beschikbaar blijven. Op dit moment verkennen we hoe dit denkmodel individuele makers kan helpen om hun materiaal te ordenen en er meer over te vertellen. Binnen de I in Archive onderscheiden we: portfolio, signature en legacy. Je zag bijvoorbeeld tijdens de pandemie dat veel theatergezelschappen digitale live-registraties zijn gaan streamen. Een AV registratie van een integrale voorstelling leent zich hier niet zo goed voor. Goede digitale registraties zijn coproducties op zich. AV materialen kun je voor eigen gebruik natuurlijk opslaan in een archief met het oog op een vervolg, maar het kan ook relevant zijn voor andere makers, onderzoekers of publiek. Daarnaast is er voor de geïnteresseerden nog veel meer te vertellen over de kunstuiting zelf. Over je eigen geschiedenis en ontwikkeling als maker of over de totstandkoming van werken en de artistieke keuzes die je maakt. Dit I in Archive model biedt hiervoor een eerste ingang.
(E) Kun je iets vertellen over het digitale archief van de toekomst?
(M) Die term is voornamelijk een frame om aan te geven dat archiveren niet iets is om achteraf op te pakken. Het wil zeggen dat instellingen met makers en ZZP-ers binnen projecten nu veel digitaler opereren, dus dat het archief steeds meer digitale componenten bevat. Denk aan bijvoorbeeld foto’s met een digitale camera, communicatie via de mail , telefoongesprekken en online meetings. Hieruit ontstaan nieuwe vraagstukken over hoe we dit soort materiaal als erfgoed kunnen bewaren en of we het wel allemaal moeten bewaren, maar ook hoe je zorgt dat alle betrokkenen steeds over dezelfde up to date informatie beschikken en ook de gebruiksrechten vooraf goed regelt. Binnen de beeldende kunst roep je ook vragen op over hoe je provenance inzichtelijk maakt. Hoe is het kunstwerk uiteindelijk in dat museum terecht gekomen? Is het gerestaureerd? Dat soort informatie, vaak afkomstig van externe deskundigen, zou je kunnen bijhouden in een digitaal archief, maar de vraag is dan natuurlijk: wat hou je wel bij en wat niet? Dit soort vragen proberen we adresseren. We moeten daarover met elkaar en in samenwerking met de erfgoedsector oplossingen ontwikkelen. Kortom: hoe het digitaal archief van en voor de toekomst eruit zou kunnen zien en toegankelijk en beschikbaar blijft voor een breed publiek.
(E) In jullie beleidsplan staat dat culturele instellingen een unieke rol spelen in het vertellen van verhalen en het reflecteren op complexe situaties binnen onze maatschappij. Hebben jullie hier een voorbeeld van?
(G) Theater Utrecht is op dit grensvlak werkzaam. Ze zijn bezig met het ontwikkelen van technologieën om de complexiteit van de verhalen van tegenwoordig te vangen en te vertellen. Vorig jaar zijn ze het Innovation Lab gestart, waarvoor ze makers van verschillende disciplines hebben uitgenodigd om een proposal in te sturen. Dan heb je ook het Performance Technology Lab. Het is een plek voor makers om een week lang te spelen met technologie om het echt in de vingers te krijgen en tegelijkertijd na te denken over wat een creatieve toepassing kan zijn. Gedacht vanuit het Lab-idee; dat je tijd, ruimte en middelen nodig hebt om je te kunnen ontwikkelen, kan je technologie omzetten naar een werkbare vorm binnen je eigen praktijk. Als je je niet bewust bent over hoe bepaalde technologie werkt, maar wel ontzettend veel geld moet neerleggen voor bijvoorbeeld een machine, dan is de instap ontzettend hoog en vaak niet mogelijk voor jonge makers. Juist het mogelijk maken van experiment is de insteek van zo’n Lab.
(E) En leeft dan het digitale bewustzijn bij de jongere makers ook meer?
(M) Voor de generatie jonge makers is het voornamelijk zo dat ze heel erg zijn ingespeeld op het gemak dat digitaal werken ze biedt, maar van de techniek snappen ze dan niet zoveel. Met hun digitale vaardigheden zit het wel goed, maar ze zien nog niet helemaal hoe de achterkant werkt en hoe de technologie zich heeft ontwikkeld. Als we dit betrekken op culturele instellingen dan zie je dat de insteek moet veranderen. Je zou niet als opdrachtgever en opdrachtnemer moeten werken, maar veel meer in teams en binnen een netwerk verband. Je hoeft niet per se van A naar B te gaan en kan veel meer gaan werken met sprints en tussenresultaten. Op die manier kunnen we van elkaar leren. Het gaat in de digitale transformatie om het vormen van een ander leiderschap en andere vaardigheden. Je kunt niet ineens volledig digitaal gaan werken als maker of instelling, dat moet je leren en trainen. Dat is precies wat we doen bij DEN, het stimuleren van op een andere manier denken waarin je veel meer samenwerking opzoekt en voorzieningen deelt.
(E) Digitalisering wordt vaak aan de vormgevingskant van de culturele sector geplaatst, kunnen we ook op een autonomere manier hiernaar kijken?
(M) Als je kijkt naar hoe je digitaliseert, zit je inderdaad snel aan de vormgevings- en designkant van het verhaal, maar als we willen kijken naar waarom we het doen, dan kijk je echt naar autonomere manieren van werken. Dus je moet niet vergeten dat als je met je werk iets in gang wilt zetten het ook impact heeft. Het belang van cultuur zit in het vertellen van verhalen op een andere manier waarbij de kunstenaar een positie inneemt die een maatschappelijke betekenis kan vervullen. Je moet als kunstenaar dus gaan nadenken over wat je wil dat je werk doet en dat het open staat voor interpretatie. Het is lastig om bij een individueel kunstwerk te zien wat voor effect het heeft op het publiek en of het ze raakt of ze iets leert, maar in het verhalende eromheen, door erover in gesprek te gaan of interactie te zoeken kun je dat wel onderzoeken.
Witte Rook is een door kunstenaars gedreven organisatie met een residency programma en een online platform voor onderzoek, experiment, talentontwikkeling en online storytelling. In het programma staat het proces van de kunstenaar centraal door het bieden van korte en lange werkperiodes waarbinnen ontmoetingen plaatsvinden. Voor de duiding van het werkproces worden werkperiodes vergezeld van artikelen en teksten geschreven door diverse auteurs die het narratief van de kunstenaar naar buiten brengen. Witte Rook hecht daarbij bijzondere waarde aan het (be)schrijven als onderdeel van de kunstpraktijk en stimuleert kunstenaars om te publiceren over hun werk, als onderdeel van hun werk of als het kunstwerk zelf.
Het project Entrepot bestaat uit een onderzoek gebaseerd op een tiental interviews en een serie van publicaties op het online platform van Witte Rook. Dit gesprek met DEN hoort bij het deel de digitale maatschappij, waarin we ingaan op de invloed van de techsector, nieuwe economische strategieën, het belang van netwerken en de ontwikkelingen richting hybridisering als reactie op de pandemie – of juist als toekomstscenario voor de kunstensector. Dit project is mogelijk gemaakt dankzij een startsubsidie van Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.