Ze zei: ‘En dan schrijf jij er een verhaal bij.’
‘O’, zei ik.
I
Ze had me een foto laten zien van een grote plastic puntzak friet op een stoep in Middelburg. Onmiddellijke herkenning, maar nooit geweten dat het er stond.
Al jaren.
Al jaren was ik erlangs gefietst, gelopen, gereden.
Nooit gezien.
Ik had er zelfs weleens friet gekocht. Een paar eigenaren terug. Niet zo lekker. Wel fijn verveelde bediening. Als ik nu friet koop in Middelburg is het een Kleintje Samurai in de Reigerstraat. Zo eens in de zes weken kom ik er. Druk daar, zowel met publiek als met personeel. Een aardappelstamper die friet maakt van grote geschilde aardappelen, een paar frituurders, een stuk of wat lopende bediening, iemand die de bestellingen bij de kassa opneemt. Een afwasser.
Laatst stond er een rij tot bijna achterin. Het blonde meisje dat de bestellingen klaarzette herkende me bij binnenkomst. ‘Komt eraan’, zei ze. En tegen het meisje bij de kassa: ‘Dit is de bestelling van net, moet nog even afrekenen.’
‘Hè?’ Ze snapte er niets van daar achter de kassa, want de rij moest altijd op volgorde afgewerkt worden.
‘Ja, nee, wacht,’ en mijn blonde meisje sloeg snel een Kleintje Samurai aan en liet me afrekenen.
‘Zo, opgelost’ en met een opgeruimde glimlach gaf ze me het frietje. De rij stond nog gewoon te wachten.
Mijn eerste friet Samurai at ik in de Voetboogsteeg in Amsterdam. Heerlijk als je een kater hebt had een vriend gezegd. De frietzaak is klein en verkoopt alleen maar friet, geen andere snacks. Vlakbij is de plek waar een jongen jaren geleden is doodgeslagen door een dronken doorgedraaide idioot. De jongen wou een vechtpartij stoppen; de idioot was bezig iemand in elkaar te slaan, trappen. De jongen zei: ‘Kappen.’ En werd vervolgens door de idioot helemaal doodgeslagen, doodgetrapt. Boven de plaats waar het gebeurde hangt aan vier staalkabels het woord HELP. Je denkt eraan als je in de rij op je frietje staat te wachten. Tien, twintig, dertig jaar geleden alweer. Je denkt er niet meer aan als je met je frietje in de hand richting het Spui loopt. Omdat de zak vol is en de Samurai-saus er rijkelijk bovenop ligt, is al je concentratie nodig om met behendige vingers met een frietje de afglijdende saus op de buitenkant van het zakje op te vangen en in je mond te doen. Zonder morsen, wat meestal later toch gebeurt als de zak veel leger is en de aandacht zich op andere zaken gaat richten, zoals op de etalage van Athenaeum Boekhandel.
II
Drie-en-vijftig jaar geleden waren frieten ook al vet en ongezond, althans in de ogen van de keurige burgerlijke middenklasse.
Op vakantie in Callantsoog daalden wij na elke stranddag de trap naar het dorp af. Onderaan de trap was een frituur. En elke dag weer rook het er hemels naar vet en zout. En na een dag spelen en zwemmen was de honger groot. De ouders, of de grootouders, of ander grote mensen zeiden: ‘De zee maakt hongerig.’ Dat vond ik een fijne zin, want het maakte de ouderen op een gewichtige manier (filosofische manier, als ik dat woord gekend had) slim. Dat niet het spelen op zich, maar vooral de zee hongerig maakte, getuigde van inzicht, vond ik. En ik voelde de waarheid van deze elegante formulering. Je hoefde maar aan de geur en de smaak van de zee te denken en je kreeg trek in lekkere hard gebakken zoute friet.
We kregen bijna nooit een frietje onderaan de trap. En als we er één kregen was het zonder. Mayonaise was gewoonweg bespottelijk en vooral voor anderen, die niet doorhadden hoe dom ze waren mayonaise te eten.
(Voor ons kinderen werd daardoor friet mét natuurlijk een grote wensdroom, de wensdroom bij de vrolijke brutale echte mensen te horen, die allemaal friet met aten, soms zelfs met een frikandel of een croquet erbij.)
Toch zijn deze frietjes de lekkerste uit mijn jongensgeheugen. Qua smaak misschien alleen overtroffen door de chips met het losse zakje zout die je kon kopen bij een houten kiosk bij het Golfslagbad de Branding in Doorwerth. Vaak vloog er een wesp onder het afdak van de kiosk. Het zakje zout moest je openscheuren en de inhoud over de chips strooien. Het chipszakje vouwde je weer dicht en schudde het goed. De chips waren niet heel lekker, soms zelfs was de kraak er al een beetje af, maar door de onregelmatige verdeling van het zout, kon je soms een zeer zoute chips in je mond krijgen die dan weer uiterst lekker was. Elke tien minuten klonk er een luide sirene over het terrein van de Branding: de golfslagmachine ging aan en iedereen rende joelend naar het bad om in de hoge golven te springen. Het restje chips moest wachten.
III
Douarnenez kijkt uit over de Baai van Douarnenez. Destijds werd het spoorlijntje ernaar toe enkel nog voor goederenvervoer gebruikt. Met mijn Interrailkaart kon ik wel een SNCF-bus nemen en dat deed ik. Ik bekeek de baai en genoot van alle grijstinten. Hoe weet ik niet meer, maar ik ontmoette een jongen van een jaar of twee- , drie-en-twintig. Ik kon overnachten. Er was een vriendin ook, geloof ik. We dronken wijn, er was muziek, waarschijnlijk.
Om elf uur zei hij, kom, we gaan friet verkopen.
– ??
Hij had een Citroën HY busje omgebouwd tot rijdende frituur en reed er mee naar een Discothèque ergens buiten de stad. Gekleurde lampjes tegen de gevel. Auto’s. Mensen in jurken. Mensen in broeken met wijd uitlopende pijpen. De vriendin die ineens een joint draait. De blauwe vlam onder de frietpan. Een opengeklapte zijwand. Bakjes. Geen zakjes. Franse bakjes. Mosterd. Scherpe Franse mosterd bij de frites. Bij de dunne Franse frietjes.
Hij bakte maar door. Nam af en toe een hijs van de joint. Of van de tweede. De derde? Ik ging buiten in de berm in het gras liggen. Sterren, denk ik. Een Gauloise. Lekker zwaar na de hash. Ik weet dat ik geslapen heb daar in de berm. En weer wakker geworden ben, want ineens sta ik weer in de Citroën HY. De friet is bijna op. Nog een half bakje. Wat hij inderdaad voor half geld verkoopt terwijl ik denk dat hij het weg gaat geven aan het meisje met de glimlach en de mooie ogen.
Waarschijnlijk zijn we teruggereden en heb ik ergens geslapen. De volgende dag ben ik weer naar het station gelopen om de bus te nemen naar een volgende station waarvandaan ik mijn Interrailtour per trein kon vervolgen.
Douarnenez. Weggegleden op een paar flarden na. Douarnenez. Het is er vast prachtig daar in Douarnenez aan de grijze zee.
Later, veel later, ook in Frankrijk, een keer eigengemaakte friet gegeten. Eigengemaakt, niet door mij, maar door haar. Op bezoek bij mijn broer en vriend, in een piepklein huis in de bossen bij een piepklein gehucht. Naast het piepkleine huis een kleine caravan voor gasten, naast de caravan een tentje voor mij. Zij was de gast en had ons onder de luifel van de caravan uitgenodigd voor stoofvlees met friet. Eigengemaakte friet op een Campinggas brander. Bonkige aardappelstukjes in de heldere olie. Daarna uitlekkend in een vergiet bekleed met keukenpapier. Dan nogmaals in de nu hetere olie. Zij met een theedoek rond haar haar. Klassiek tegen het vet zoals mijn moeder en tante Geerke deden bij het oliebollen bakken.
De frieten smaakten heerlijk onder de luifel van de caravan naast het piepkleine huisje op een open plek in de donkere Franse bossen. Er was weinig nodig om iets lekkers te maken daar. Na de friet wijn en nog één. Nadat de jongens zich hebben teruggetrokken in het piepkleine huisje nog één. Het glinsterende glas naast de frituurpan op het tafeltje. Uiteindelijk onder de sterrenhemel naar de tent om omringd door zuivere koude boslucht in een diepe slaap te vallen in een nacht vol vreemde dromen.
IV
Soms heb ik trek in een frikandel speciaal. Die ik dan opeet met het vorkje ondersteboven, want ik ben linkshandig en de vorkjes met een gekartelde zijkant om de frikandel te kunnen snijden, zijn voor rechtshandigen gemaakt.
Het was rustig bij de kraam op de Markt in Middelburg. In de kraam hing links een jonge vrouw tegen een roestvrijstalen kast. Een andere, een gezette, drentelde wat, veegde een aanrecht schoon met een doekje, rammelde zomaar met een frituurzeef. Zuchtte, liep nogmaals rond, keek half over me heen en vroeg ‘Ja?’
Ik was inmiddels aan het dagdromen dat ik in een film beland was waar alles dubbelop en in slowmotion gebeurde. Een scene rond een onoplosbaar raadsel tussen de vrouwen en de wereld. Of tussen de vrouwen onderling, waar de wereld, ik, geheel buiten stond.
‘Een frikandel, een frikandel speciaal. Graag.’
‘1 85’
Ik betaalde.
Kreeg wisselgeld.
Ze draaide zich om.
Hing het kassabonnetje aan een richeltje.
Draaide zich naar de andere vrouw.
Die een frikandel uit de koeling pakte.
Naar de frituur liep.
De snack in de olie liet glijden.
En terug naar de roestvrijstalen kast liep.
Achter me was inmiddels een man komen staan die op zijn beurt wachtte. En wachtte.
De gezette vrouw draaide haar hoofd en keek half over hem heen.
‘Ja?’ vroeg ze.
‘Een kleintje friet.’
‘Met?’
‘Ja.’
‘Ja, met wat?’
‘Met. Met mayonaise.’