Voor Margot Zweers is volume niet vanzelfsprekend. De installatie van het in situ werk ‘Things seemed to be square’ op de binnenplaats van Stedelijk Museum Breda, speelt met de illusie van de massa der dingen. Hoe deze zich verhouden tot een ruimte die geen ruimte is, maar een uitsparing in het gebouw. Een gesprek over het laten zien wat eigenlijk niet gezien kan worden.
De tekening
Het begon met een tekening, de bouwtekening van het gebouw zelf dat op papier de grootte, breedte en hoogte aangeeft van de binnenplaats en alles wat zich eromheen bevindt. Een tekening die voor Margot meer waarde heeft dan alleen het verstrekken van informatie om het kunstwerk op te baseren. De tekening werd het kunstwerk.
“Ik heb uitsnedes uit de tekening genomen en hierop de sculpturale tekeningen gebaseerd. Het is de eerste keer dat ik heel letterlijk werk vanuit de bouwtekening, voorheen nam ik meer vrijheid in mijn vormentaal door het abstraheren van plattegronden. Ik maakte tekeningen op millimeterpapier dat ik ook zelf heb getekend. Nu is er een bouwtekening die heel streng is in de zin dat deze je kijkwijze stuurt, maar tegelijkertijd ook heel abstract als je de legenda wegneemt. Ik heb aanpassingen gedaan vanuit een esthetisch kader en de tekening overeind geplaatst om gelaagdheid in de ruimte te creëren.
De combinatie tussen object en tekening is nog niet vanzelfsprekend voor mijn werk en heb ik leren ervaren. Ik heb een heel seizoen in de bergen gewerkt en het vreemde is dat door de enorme weidsheid alles plat wordt wat je ziet. Die verschillen in perspectiefwerking, het subtiele verschil tussen wat je weet en wat je ziet, zijn fascinerend. Het frame ofwel de tekening in de ruimte maakt een platte uitsnede als een soort van spiegeling, maar toch zie je ruimte. De tekening is abstractie, maar omdat het in de ruimte staat heeft het een driedimensionale vorm.”
De sculptuur
De kijkdoos heeft één verdwijnpunt en is voor Margot eigenlijk net als een foto een platte weergave van een driedimensionaal gegeven. Hoewel het voor haar de vraag is of het werkelijk nog gaat over de derde dimensie of meer het sturen van onze perceptie. Onze waarneming die verstoord wordt door beeldschermen, die zelf ook geen volume meer kennen. We kijken niet alleen tweedimensionaal, we denken ook plat.
“Ik was vroeger al dol op kijkdozen. Hoe je een tekening uit elkaar trekt met het idee dat het ruimte suggereert. Het gaat om kaders, hoe je iets picturaal driedimensionaal maakt met overlapping en hoe ik daarmee kan spelen. Net zoals in de film is het spannend hoe objecten zijn afgesneden. Als de blik ophoudt, dan stopt het object ook.
Het klassieke idee van sculptuur is dat je het in één keer kunt zien, dat je met het eerste aanzicht de achterkant erbij kan bedenken. Maar ook dan is de achterkant sculpturaal. Dat spelen met voor en achterkant, de illusie van het volume, is iets waar ik me al langer mee bezig houd en wat terug blijft komen. De afgietsels van de halve steen zijn nu groter, waardoor andere details een rol spelen of eraan toegevoegd kunnen worden.
Wat hier nieuw is in mijn werk, is dat ik voor het eerst fotografie gebruik als sculptuur. Opnames van kleine boetseerwerkjes van plasticine, die ik nooit toon omdat ik moeite heb met het handschrift, zijn nu vergroot dat je zelfs mijn vingerafdrukken kan zien. Ze zijn volledig plat, een soort van façade, ze suggereren net als reclameborden iets wat er niet is. Ze lijken een soort van gewicht te hebben maar dat is er niet want er zijn zandzakken nodig om ze staande te houden. Toch ogen ze heel organisch, een bezoekster noemde ze zelfs zielig, ze deden haar denken aan oude mensen.”
De installatie
Margot besloot meer gelaagdheid toe te voegen aan de binnenplaats. Niet dat deze geen uitdagingen bood, het ontbreken van witte muren en een variatie aan groen, wand en glas zijn volstrekt andere elementen die weer tot nieuwe inzichten leiden.
“Ik heb de installatie ook naar binnen toe gericht met als doel om de bezoeker daadwerkelijk naar binnen te laten gaan om de ruimtelijkheid van de plek te ervaren. Niet alleen de gevel, maar ook het radicaal andere aanzicht van het oudemannenhuis. Het publiek dat langs de ramen loopt ziet zo de afbeeldingen en niet de achterkant van de gefotografeerde sculpturen om hen ook naar buiten te lokken. Maar er zijn meer interacties, ik heb ook stenen opgezocht in de erfgoedcollectie van het museum. Zo staat er bijvoorbeeld een beeld uit de grote kerk op zaal dat is vernield tijdens de beeldenstorm. Het beeld wordt bijna weer een steen doordat de structuur weer zichtbaar wordt, maar ook de vorm wordt abstract door de vernieling. In dialoog met de installatie heb ik ook een glasnegatief van Emile van Waegening gebruikt waarbij het juist gaat om het kijken. Ook staat één van de fotosculpturen in de zaal zelf voor een raam waardoor je de installatie ziet.
Het belangrijkste wat ik door deze opdracht in mijn werk heb ontdekt is dat dingen die al heel lang bestaan in verschillende vormen nu bij elkaar komen. Ik heb soms de neiging op te gaan in het proces zelf en het maken van keuzes uit te stellen. Het hele gegeven van deze installatie is een nieuwe invalshoek en verandering voor mijn werk. De vrijheid ook om dit hier uit te proberen, en dat te kunnen blijven doen, want ik verander tussentijds ook nog de opstelling. Vragen oproepen zoals; hoe er hier gekeken moet worden, over welke werkelijkheid het gaat, hoe je ruimte kunt beschrijven in een andere taal dan de waarneming gewend is en hoe een museum zich verhoudt tot de buitenruimte. Hier sta je buiten, maar dat ervaar je niet zo omdat je niets ziet van de stad. Het is een artificiële buitenruimte, terwijl de stad zelf ook artificieel en organisch tegelijk is.”