Wat als twijfel, besluiteloosheid en aanpassing aanleiding zijn voor het maken van werk? Kim Steinmann houdt zich voornamelijk bezig met performances en tekenen maar tijdens haar residentie slaat ze een andere, minder bekende, weg in. De tijd bij Witte Rook heeft ze gebruikt om allerlei ideeën uit te proberen. Ze is met een heel aantal werken begonnen en met net zoveel weer gestopt. Haar residentie past daarmee naadloos binnen de performances die ze normaal doet en draait (volgens mij) om de kracht van twijfel en het durven toelaten van onzekerheid.
Ruth: ‘In de aankondiging van je residentie vertelde je dat je ruimtelijk wilde gaan werken, is dat iets heel nieuws binnen jouw werk?’
Kim: ‘Nee, maar ik zie mezelf meer als iemand die werkt in 2D. De installaties die ik eerder maakte werden vaak heel plat; in de zin van dat er maar één positie was vanwaaruit je een samenhangend beeld zag. Door mijn manier van werken heeft het altijd fijn gevoeld om bijvoorbeeld het kader van een blad papier te hebben. Als ik een performance doe ben ik wel bezig met de ruimte om mijn lichaam heen. Wanneer ik deelneem aan spoken-word podia heb ik soms het idee dat ik daar meer bezig ben dan met de rest. Maar alsnog draait het bij een performance voor mij in eerste plaats om de tekst die ik heb geschreven. Ruimtelijk werken blijft daarom een beetje onwennig.’
R: ‘Wat was voor jou de aanleiding om het dan toch te doen?’
K: ‘Dat kwam door deze ruimte. Ik was eerst van plan om veel te gaan schrijven of te gaan tekenen. Maar toen ik binnenkwam voelde het niet meer goed om hier in mijn eentje te gaan staan praten of een videoscherm neer te zetten. De plek vroeg mij om in het maakproces iets ruimtelijks te gaan doen.’
‘Het eerste idee voor een installatie hier was om mijn woning na te gaan maken. Ik schaam me heel erg voor de rommel in mijn huis, en dacht: ‘Wat als ik nu, in plaats van me eraan te ergeren, die rotzooi ga zien als composities?’ Dan kan ik ernaar te kijken vanuit: ‘Wat interessant wat hier gebeurt’. Dus heb ik allemaal foto’s genomen van dingen in mijn woning; bijvoorbeeld een strijkplank die veel te lang was blijven staan en waar allemaal spullen op lagen. Ik vond het een charmant idee dat na te maken, maar toen ik begon was dat proces irritant lang zonder veel daadwerkelijk resultaat. Daarom ben ik na een tijdje geswitcht naar tekenen om weer lekker te kunnen werken.’
‘Ook tekenen had ik al even niet meer op deze manier gedaan. Het voelde fijn om weer intuïtief op groot formaat te kunnen werken, vooral met de deuren open en muziek op de achtergrond. Er was een moment waarop ik besloot bij elk nummer van mijn playlist een tekening te maken; een concertposter van een niet bestaande artiest. Ik wilde de hele muur volhangen met die posters. Toen dacht ik: ‘Wat als ik de ruimte helemaal leeg maak en dan de posters opgerold op de vloer leg met een elastiek eromheen en dat de bezoekers vrij zijn om ze open te maken en ermee te doen wat ze willen?’ Maar al vrij snel voelde het alsof ik steeds een truc aan het zoeken was om een ruimtelijke presentatie te kunnen maken in plaats van dat ik de ruimte echt aan het gebruiken was. Wat tijdens de werkperiode de hele tijd gebeurde is dat beginnen me voldoening gaf; dat eerste stuk van ‘’hier kan nog van alles mee’’. En langzaam vul ik het in en dat voelt ook nog goed. Maar dan wordt het een commitment en dat is wanneer ik me begin af te vragen of het nog is wat ik wil doen.’
R: ‘Dat herken ik heel goed in mijn eigen werk als kunstenaar, wat heb je toen gedaan?’
K: ‘Alle stukken stof waarmee ik was begonnen lagen hier nog en dat was het meest interessante in de ruimte voor mij. Terwijl dat er gewoon lag te zijn. Wanneer ik dit weekend tijdens de openstelling ga laten zien wat ik heb gedaan, dan moet ik ook wel de twijfel en besluiteloosheid laten zien. Wat ik nu aan het doen ben is om met de stof die ik heb, een poging te doen tot composities maken in de ruimte. Ik weet dat het eigenlijk nooit gaat lukken. Als ik één ding verzet, merk ik dat iets anders dat ik eerder heb gedaan niet meer klopt. Soms ben ik tevreden, ga ik de ruimte uit en stoor me dan vervolgens aan wat ik zie als ik terugkom. Ik ben de hele tijd bezig dingen te verplaatsen, te verschuiven en anders neer te leggen. En eigenlijk wil ik dat gewoon blijven doen, ook dit weekend. Ik ga proberen er een soort samenhang in te maken, het zou grappig zijn als dat lukt, maar dat verwacht ik niet.’
R: ‘Wat voor soort stoffen heb je gekozen?’
K: ‘Het zijn allemaal stukken van kleding die oud zijn, pre-transitie, of van miskopen. Dingen waarvan ik dacht dat ik ze leuk vond maar dat bleek toch niet zo te zijn. Of pakketjes die ik ben vergeten terug te sturen, daar heb ik er heel veel van. Ik vind het fijn om dat nu als materiaal te kunnen gebruiken. Ik ben zelf nog heel erg zoekende in mijn uiterlijk en hoe ik eruit wil zien, en het klopt nooit voor mijn gevoel.’
R: ‘Jouw performances zijn heel persoonlijk, je laat je veel van jezelf zien. En dat doe je hier nu ook weer. Ik tref jou eigenlijk op een moment dat je nog midden in je werkproces zit. Kan het zijn dat ik dit weekend een heel andere ruimte ga aantreffen die in niks meer lijkt op wat ik nu zie?’
K: ‘Het wordt waarschijnlijk een doorlopende performance maar het zou jammer zijn als ik daardoor niet met bezoekers kan praten. Ik denk er nog over om telefoongesprekken op te gaan nemen en die dit weekend in de ruimte af te spelen. Die gesprekken kunnen gaan over twijfel, veranderingen en aanpassingen. Het lijkt me interessant mensen te bellen die ik al lang niet meer heb gesproken, ook omdat mijn stem heel anders is dan ‘ie vroeger was. Maar ga ik dan iets toevoegen wat hier niet hoort? Wil ik dit opnieuw weer om er context aan te geven en meer inhoud te forceren? Dat vind ik dan een slechte reden. Het is voor mij heel natuurlijk om door rotzooi heen te navigeren terwijl me allemaal details opvallen, dat is een situatie die ik ook elke dag thuis heb. Het past bij mijn zijn, het voelt natuurlijk. Maar dit dan als kunst zien voelt wel nieuw.’