Dit keer vierde Carmen Schabracq de gedenkdag Allerzielen in het atelier van het Vincent Van GoghHuis in Zundert. De tegenstelling tot het jaar ervoor, toen zij een residency in Mexico had, kan bijna niet groter zijn. Van een land waar met de herdenking van de dood het leven wordt gevierd naar een plek waar Protestantse ingetogenheid de toon zet. Haar studio voor deze maand spiegelt zich niet aan de sobere buitenwereld. Door de grote ramen van het atelier is al te zien hoe Carmen zich haar werkplek eigen heeft gemaakt met kleurige maskers, boeken en al wat nog meer voor haar belangrijk is om hier te kunnen werken.
Het portret als masker van het innerlijk
Portretten schilderen van haar dierbaren, dit wilde Carmen al jaren doen. Zelfportretten waren altijd al een onderwerp in haar werk, dat kende ze al want vanaf heel jonge leeftijd hield ze zich al bezig met het verbeelden van zichzelf. Nu mag ze dit schaamteloos doen tijdens deze werkperiode, maar ook de ander observeren en registeren.
“Het is heel spannend om iemand te schilderen die dicht bij je zit en die een verwachting heeft van wat je maakt. Het portret moet natuurlijk lijken, maar het is vooral spannend dat ze mijn struggle met het schilderen zien want meestal ben ik dan alleen. Ik heb mijn vrienden geschilderd naar de waarneming en naar de polaroids die ik van ze gemaakt heb om verder te werken als ze er niet zijn. Wat ze allemaal gemeen hebben is dat ik ze een object in handen heb gegeven dat ik bij hen vond passen. Zo heeft Yvo een puntenslijper vast in de vorm van een oog, die heb ik meegenomen uit Mexico, hij is ook half Mexicaans. Spelen met de eye of the beholder. Hoewel ik me liet inspireren door Vincent was het niet mijn doel om mijn schilderijen op die van hem te laten lijken, al doen sommige er wel aan denken zoals die met mijn zusje op de stoel, of van Hendrik die een beetje lijkt op Joseph Roulin. De glazen haan met vieze wijn die hij op schoot heeft komt hier uit de Poolse supermarkt van Zundert. Hendrik wordt ook wel Hen genoemd en houdt van hanen. Toch is de associatie niet bewust gedaan en ontstond tijdens het maakproces. Bij de zelfportretten is dat wel het geval, al vraag ik me af of Vincent mijn gevoel voor humor kan waarderen. Ik heb mezelf, best brutaal eigenlijk, afgebeeld als de beroemde kunstenaar Vincent. Gewoon met mijn spullen, sjaaltje, bontmuts, pijp van de rommelmarkt. Het stond zo op het doek, geïnspireerd door zijn manier van werken.
Volgens hem is het portret een tijdloos genre en daar ben ik het mee eens. Het is een periode uit iemands leven, en geen momentopname zoals een foto. Alle tijd die je eerder met die persoon hebt doorgebracht komt daarin terug. Het is heel intens om zo lang naar iemand te kijken, ik werd er ook verdrietig van. Alsof je in iemands pijn zit te kijken en dat klinkt dramatisch, maar dat ervaarde ik gewoon zo. De kijker hoeft dat niet te voelen, dat heb je ook niet in de hand.”
Verbergen van de eigen identiteit
Maskers. Carmen is ermee opgegroeid. Ze hingen bij haar thuis, verzameld door haar vader die ook kunstenaar is. Eerst waren ze onderdeel van haar verkleedspel, later leerde ze de maskers kennen als onderdeel van de volkscultuur. Zo maakt het masker uit Roemenië dat ze heeft meegebracht deel uit van Roemeense seizoen rituelen die de mensen leren omgaan met het leven en de dood.
“Ik vind maskers zo mooi. Hoe je een andere identiteit kan aannemen en die van jezelf kan verbergen al is het maar voor even. Portretten zie ik ook als een vorm van maskers, er zit altijd iemand achter de weergave. Ook bij zelfportretten kan dat het geval zijn. Bij Vincent kun je vaak zien hoe hij zich voelde op het moment van schilderen. Voor mij het bewijs dat het geen slechte vraag is om te stellen: kan het portret het masker zijn van het innerlijk?
Ik ben niet de enige die het masker in de kunst brengt, zo is er Modigliani en Ensor natuurlijk van wie ik een groot bewonderaar ben. Toch blijft het masker altijd wat hangen bij de folklore, de Outsider Art. Een definitie binnen de kunsten die nu vooral geplaatst wordt bij kunstenaars met een psychische stoornis. Van oorsprong is deze term in 1945 bedacht door Jean Debuffet waarmee hij doelde op alle kunst die buiten de reguliere kunstkaders valt zoals volkskunst, ambacht, handwerken en kunst gemaakt door kinderen. Ook autodidacten vallen daaronder bijvoorbeeld Bill Traylor, en dat is voor mij echt een ontdekking. Hij was ongeschoold, als slaaf geboren en begon na zijn bevrijding op 85 jarige leeftijd te tekenen over alles wat hij zag, de armoede, de mensen, de dieren. Het zijn prachtige tekeningen die een heel eigen beeldtaal hebben en een belangrijke basis hebben gelegd voor Black Art. Wat mij betreft heffen we het hokje van Outsider Art op en valt al deze kunst onder moderne of hedendaagse kunst. De kunstenaar is sowieso vaak een outsider, wat voor de een vorm is van reflecteren is ziet de ander als het handelen van een gek of een ziener. Vincent schreef hier ook over aan Edgar Degas, dat het een moeilijke en ongewenste rol is. Hoe het hoorde bij het overgeven aan de zelfexpressie en de kunst als levenshouding.”
Mexico en Sinterklaas
Carmen maakt geen kunst die over kunst gaat, maar kunst die over het leven gaat. Na haar aanvankelijke klassieke start aan de academie in Italië kwam ze terug in Amsterdam naar de Rietveld Academie, een beetje voor zichzelf en een beetje voor de liefde. Al hield de liefde geen stand en raakte het schilderen op de achtergrond bleven de maskers wel. Een master in theaterkostuums in Antwerpen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten opende voor haar nieuwe perspectieven.
“Theater is een hele directe vorm om je verhaal over te brengen. Beeldende kunst en theater worden van elkaar gescheiden gehouden waarbij het mij opvalt dat het theater de beeldende kunst makkelijker kan implementeren dan andersom. Voor de buitenwereld is dan de focus verdeeld, terwijl het voor mij heel duidelijk een geheel is. Theater gaat over samenwerking, tussen performer, publiek en ruimte of eigenlijk de omstandigheden die ik creëer die bepalen hoe er wordt gekeken. De performance die ik in 2017 plaats liet vinden in de Sint Nicolaaskerk in Brouwershaven, Zeeland is daar een voorbeeld van. Sint Nicolaas is de beschermheilige van de zeelieden, ook van Amsterdam trouwens, en ter voorbereiding onderzocht ik zowel de historie als de sociale aspecten die veel tegenstrijdigheden bevatten. Door deze uit te vergroten en te verbinden aan de angst voor vreemdelingen in de vluchtelingenproblematiek kun je een moeilijke boodschap herkenbaar maken. Traditie is tenslotte veranderlijk en moet bespreekbaar blijven. Folklore is in die zin een universele taal, met universele thema’s, maar wel overal anders uitgevoerd. In Mexico hebben ze weer een totaal andere perceptie van de realiteit, niet te vergelijken met het Westen. Heel veel maskers van verschillende volken in vaak felle kleuren, daar ging ik ook voor en zou zo weer terug willen. Het was voor mij een openbaring te zien hoe zij Allerzielen – daar de dag van de doden genoemd – vieren, vrolijk en uitbundig zo anders dan bij ons. Met de dood benaderen ze het leven. Hier is de dood statisch, angstig, iets dat verborgen moet zijn. Het is ook een heftig land. Hun rituelen zijn prachtig, maar er zit ook een gevaarlijke kant aan Mexico. Ik ben daar heel wit en bevoorrecht, maar vrouwen in het algemeen en de inheemse bevolking in het bijzonder zijn het laagste in de pikorde.”
Het belang van het schilderen
Een maand zonder afleiding, slechts onderbroken door wandelingen, heeft Carmen doen verlangen naar een grotere werkplek voor haarzelf buiten de hectiek van Amsterdam. En al is het schilderen voor haar emotioneel niet altijd gemakkelijk weet ze nu dat ze het gelukkigst wordt van werken in een atelier, met de focus op doek en verf.
“Het project met mijn vrienden zal ik zeker doorzetten, en zo zijn er meer werken waar ik lang mee rondliep waarvoor ik nu hier eindelijk de rust vond om te maken. Een memento mori in de vorm van een portret ten voeten uit half mens en half skelet gebaseerd op een 18e eeuws werk van een anonieme meester. Je kan daar een connectie met het schilderij van Vincent in zien, die met het rokende skelet. Dat heeft hij gemaakt tijdens zijn opleiding in Antwerpen, hij kreeg veel les in anatomie tekenen en was wat recalcitrant. Misschien had hij toch wel humor. Maar de inspiratie komt ook van Frida Kahlo. Je kunt de dood, die me fascineert vanuit de viering van het leven ook verbinden aan seksualiteit zoals Bataille dat doet. Of bekijken vanuit een vrouwelijk perspectief waarbij seks ook gaat over voortplanting en dat vraagt om ruimte in je leven als vrouw en ook als kunstenaar. Ik heb daar een schilderij over gemaakt waar ik mezelf borstvoeding geef, al zien de anderen dit weer als een erotische handeling. Erkenning voor het kunstenaarschap is sowieso moeilijk als je niet het vaste stramien doorloopt. Kunstenaar zijn is een vak, een ambacht waar je voor moet studeren. Het moet alleen wel in je zitten, talent, doorzettingsvermogen en de wil om dit te doen. Het is ook niet makkelijk, je moet geduld hebben en hard werken. Dat geld natuurlijk voor meer beroepen waar het moeilijk is om aan de top te komen.
De laatste dagen vond ik het wel zwaar, alleen hier zijn en reflecteren op het eigen werk. Toen heb ik me voorgenomen om weer plezier te hebben en dat is gelukt. Ik dacht dat ik niet goed kon schilderen, dat het te naïef is. Maar ik weet dat ik goed kan kijken. En dan volgt het nemen van de beslissing wanneer het kijken ophoudt en het werk zelf verder mag gaan vanzelf. En vooral niet bang zijn om iets te maken, om te schilderen.”