Iemand stuurde mij een bericht door van de internetbode uit Zundert; daarin stond de volgende tekst: “George Meertens transformeerde zijn indrukken van Van Goghs geboortegrond en biografie in kleur. Arjan Janssen experimenteerde met de structuur van zwart-witte oppervlakten.” Ik zag zo gauw niet van wie deze regels tekst waren, maar vroeg me wel af wat ik nog te zeggen had.
Nog eens in herhaling: “George Meertens transformeerde zijn indrukken van Van Goghs geboortegrond en biografie in kleur.” Men kan dit begrijpen als dat de transformatie in de kleur van de schilderijen is vastgelegd; in het schilderen dus. Het is niet de enige mogelijkheid want de kleur kan ook in de schilder zijn getransformeerd. Dat lijkt niet enkel mystiek maar dat is het ook, zeker als we de belangstelling van de schilder voor Sint-Jan van het Kruis in aanmerking nemen. In de correspondentie die Meertens voerde met Janssen wordt de Spaanse mysticus ook geciteerd: “Het donker is voor mij licht genoeg.[1]” In mijn lezen van Sint-Jan van het Kruis was dat niet wat mij het meest aansprak, maar voor de schilder moet het een gegeven zijn geworden waarmee kleur, van ongeveer alles en niet alleen die van geboortegrond, kan transformeren. Als een innerlijk palet dat het tamelijk sobere aantal kleuren van het palet van de schilder stuurt, richting geeft en doet uitkomen bij een voorlopig einde van het proces. Het is een voorlopig einde want bij elke volgend schilderij wordt het proces opnieuw gestart.
Van Gogh Artist – in – Residence
Ook in herhaling: “Arjan Janssen experimenteerde met de structuur van zwart-witte oppervlakten.” Ik ben niet verbaasd over de termen –experiment- en -structuur-; en zeker niet over het zwart-witte van de tekeningen. Waar ik wel verbaasd over was, toen ik de werken zag op het atelier, was de op het eerste gezicht expressionistische benadering, die ik nog niet kende van Janssen. In een eerdere beschouwing over zijn werk heb ik de rechte hoek, negentig graden en geen graadje meer of minder, zelfs aangemerkt als een principiële keuze. Maar waar is die dan gebleven in deze werken? Men kan opmerken dat ik dat in 2001 verkeerd zag, goed mogelijk, of dat de schilder zich van een eventueel knellend principe heeft bevrijd, ook mogelijk. Maar ik weet niet of dit het belangrijkste inzicht is dat ik hier naar voren wil brengen. Hier zou ik willen zeggen dat de kunstenaar zich vrij kan maken van wat ex poste-opvattingen zijn over de achtereenvolgende werken om vervolgens gewoon wat anders te doen, tijdelijk. Door te variëren wordt het immanente motief alleen maar pregnanter en meer bekrachtigd. Alsof die ordening a priori bestaat, zijns ondanks de schilder die zich niet zo maar zal neerleggen bij zo’n metafysische benadering.
Dus ik had wel wat te zeggen want ik gebruikte de twee zinnen uit de tekst van de internetbode als aanleiding om bepaalde opvattingen naar voren te brengen over deze schilders.
Arjan Janssen
We zien de werken hier verzameld, we hebben onze voorkeuren, we kijken en trekken onze conclusies over wat betekenisvol kan zijn, voor ons, en waar we achteloos aan voorbij willen gaan. We voelen ons verplicht om verbanden te zien met Van Gogh. Om eerlijk te zijn wil ik die eventuele verbanden laten voor wat ze zijn. Dat is geen systeemkritiek, alsof het niet mogelijk zou zijn om geïnspireerd te raken door Van Gogh en diens geboortegrond, integendeel, ik denk dat het voor schilders en tentoonstellingsmakers van groot belang is om zich te laten inspireren door reuzen als Van Gogh. Ik vind echter het aspect –inspiratie- te retrospectief om met behulp daarvan te kijken naar de werken van kunstenaars; het is voor kunstenaars het startpunt om te werken, maar voor mij als voorbijganger zijn het hun werken die het startpunt vormen.
Even terug naar wat ik noemde het innerlijk palet van Meertens en het immanente motief van Janssen. Ik doel hier niet op bepaalde psychische gesteldheden maar op typische karakteristieken van kunstenaars. Zoals denkvermogen in ieder mens aanwezig is, wil ik aannemen, zo heeft elke kunstenaar een tamelijk individueel eigen vermogen. Het is niet belangrijk of andere burgers dat ook hebben, het is niet belangrijk te weten of dit aangeboren is of niet, het is belangrijk dat kunstenaars zich hiervan bewust kunnen worden en dit vermogen kunnen ontwikkelen. In de ongeveer vijfentwintig jaar dat ik beide kunstenaars ken, heb ik hen stelselmatig zien werken aan dit eigen vermogen. In retrospectieve zien we de andere keuzen, zijpaden zou je kunnen zeggen. Ik denk aan de waarschijnlijk als realisme op te vatten grote werken van Meertens van ik schat zo’n vijftien jaar terug. Ik denk aan de opzettelijk gekozen parallelweg van de installaties met kleefband van Janssen.
Blijft de stelselmatige ontwikkeling van het eigen vermogen, dat ik hier voor de gelegenheid dus het innerlijk palet van Meertens noem, en het immanente motief van Janssen.
George Meertens
Rond 1991 koos Meertens er voor te gaan schilderen met olieverf en zich niet langer bezig te houden met de vrolijke objectkunst. Waar precies die keus uit voortkwam weet ik niet meer, maar de schilderijen die hij kort daarop exposeerde, in een toen nog min of meer verontschuldigende installatie, vormden het eerste uiterlijke vertoon van het innerlijke palet. De kunstenaar heeft het van dan af geaccepteerd dat hij schilder is.
Ongeveer tezelfdertijd maakt Janssen de keuze om de figuratie rigoureus achter zich te laten. Eerdere ontwikkeling wezen daar al op, maar de beperking die hij zich onbarmhartig oplegde leidde hem naar het immanente motief, naar de verweven structuren waarin de dingen voorkomen, naar de scheidingen van vlakken die op zichzelf niet bestaan maar het gevolg zijn van de aaneengelegen zwarten en witten en grijzen.
Aanvankelijk had ik de bedoeling om de werken van Meertens en Janssen als bewijsvoering te onthullen voor de stelling dat het spirituele rationeel benaderd kan worden, zo ongeveer als Frits Staal dat deed met de rest van de mystiek[2]. Ik zag daartoe aanleiding vanwege de belangstelling van de ene schilder voor Sint-Jan van het Kruis en van de andere voor Zuburan, de Spaanse schilder van de diepgegronde schilderijen van Sint-Franciscus van Assisi. In het kader van de opening vandaag ben ik niet verder gekomen dat het aanwijzen van de vermogens van deze kunstenaars. Het is niet tegen de achtergrond de Maand van de Spiritualiteit, die overmorgen eindigt, de maand bedoel ik, dat ik die vermogens van kunstenaars als spiritueel wil aanmerken. Wel ben ik van mening dat we door het beschouwen van de werken die vermogens kunnen veronderstellen, kunnen kennen en ons bewust worden van het bestaan van zulke kwaliteiten in mensen. Ik kan dat alleen maar als spiritueel aan merken. En dat is staand op de geboortegrond van Van Gogh een niet onplezierige gedachte.
[1] De monniken van de karmel vinden die uitspraak van Sint-Jan van het Kruis niet belangrijk genoeg, denk ik, want wordt niet weergegeven in het analytisch register van in ieder geval de uitgaven uit 1974 die ik bezit.
[2] Frits Staal; Het wetenschappelijk onderzoek van de mystiek; Utrecht 1978.