Onmetelijke ruimte
29 Maart
Pagina. Papier. Letters. Of. Pixels? Stukjes beeld. In een droom. Een nachtmerrie. Dan weer een droom. Een droom verandert in een nachtmerrie. Wakker of toch niet? Uitknippen, schuiven en opnieuw bekijken. Twee lagen beeld op elkaar. Erg goed kijken. Ik droom dat ik in een droom vastzit. In mijn droom word ik wakker, maar ik zie nog stukken droom. Twee verschillende hotelkamers op elkaar. De droom is een roze met rode hotelkamer. Een schitterend goud tafellampje. Deze kamer in fluwelen stoffen blijft als een soort collage in mijn beeld hangen. Ik zie stukjes geknipt uit het roze en rood. Daarachter is de werkelijkheid. Een hotelkamer in bruintinten. Ik heb gisteren zitten photoshoppen. En nou, droom ik erover. Het is ontzettend leuk. Het photoshoppen. Met Photoshop kan ik eigenlijk alles maken wat ik wil. Net als in het schilderen. Als ik schilder, werk ik met acryl verf. Ik begin met een kleurrijke natte vloeistof, dat ik van kleur kan doen veranderen tot de tijd dat het droogt. Er is een fysiek proces dat ik kan manipuleren. Ik zit er midden in. Tegelijkertijd moet ik steeds terug stappen om een overzicht te krijgen. En weer terug erin.
3 April
Ik schilder op een vierkant canvas. De achtergrond is een overloop van vaalgroen, naar aqua en naar blauw. Het zit er in horizontale banen op geschilderd. Het aqua is een stuk lichter en zit in het midden. Het geeft een ruimte of een soort bolling. Een gevoel van lucht of juist oppervlakte. Bij de residentie van Witte Rook heb ik een aantal werken gemaakt, die lijken te bollen. Alsof er reflectieve eigenschappen in de oppervlaktelaag zitten. Het vertelt me iets denk ik. Over licht en over materiaal. Dan ga ik verder met mijn zelfportret. De huid heeft natuurlijk ook een bepaalde reflectie. Niet zoveel als glanzend papier, maar meer zacht. Ik gebruik roze, bruine en paarse tinten voor het figuur op een blauw en groene achtergrond. Het zijn bijna de tegenovergestelde kleuren die ik in de kleurencirkel van Itten vind. Bijna. Het is dus een beetje ‘off’. Het is een rare kleurcombinatie. De huid lijkt wel meer paars en het groen en blauw sterker van kleur. Er is nog van alles te doen, maar ik weet nog niet wat.
5 April
Schilderen is gevaarlijk. Voor je geest. Je denken. Je ideeën. Je aannames. Stel je voor. Je bent op een wit vlak. Er is niks om je aan vast te houden. Je basis is weg. Je hebt geen begrip. Er is niks om in te vullen. Je kan niks omlijnen en niks aan elkaar verbinden. Het ligt helemaal aan jou. Het kan een krappe ruimte zijn als je er een grote streep op zet. Maar, het kan ook een onmetelijk grote ruimte zijn, waarin dingen gebeuren die je niet vanuit de werkelijkheid kan begrijpen. Waar ben je? Wie ben je? Waar begin je? Op deze plek zou ik nooit een streepje zetten. ‘Aah!’ Nu doe ik het wel. Opnieuw uitvinden en creëren met alleen mezelf om aan vast te houden.
Schilderen is ontzettend eng, maar ook het beste wat er is. Vol hoop. Altijd nieuw, altijd super spannend en ook veilig. Ik voel me super dichtbij iets fundamenteels. Heel dichtbij mezelf. Bij het leven. Ik ben iets belangrijks aan het doen. Ik wil en ik moet blijven maken. Ik kan creëren en ik weet dat ik dat mezelf heb geleerd. Ieder klein streepje. Het kan alles veranderen. Ieder klein streepje is een streepje verder in het proces van creatie. Iets nieuws creëren. Ik heb dat in mijn handen. Zomaar. In mijn eigen handen.
7 April
Zodra ik naar buiten ga met mijn werk word het beoordeelt. Een schets, een zelfportret en een schilderijtje. En al helemaal als ik iets post op Instagram en het word geliked. Of niet. Je kan heel duidelijk zien wat wel werkt en wat niet werkt. Het schilderijtje wordt beoordeelt op zijn uiterlijk. Alsof het een product is. Iets klopt er niet aan. Als een post populair is, dan beïnvloed het mijn denken. Dat is niet de bedoeling. Dat kan niet. Ik kan alleen doen, wat ik moet doen. Ik kan alleen maken, wat ik moet maken. Dat proces moet authentiek zijn, want anders verlies ik mijn motivatie.
9 April
Afsluiting. Geen prikkels meer. Eindelijk vrij. Vrij om de schilderijtjes te maken die ik wil maken. Vrij van regels. Vrij van verwachtingen, vrij van behoeften, vrij van moeten, vrij van geschiedenis van de schilderkunst, vrij van de galerie, vrij van de academie, vrij van de ander. Nu is het tijd om te schilderen. Toch doorgaan met schilderen, ondanks dat alles om me heen schreeuwt dat ik moet stoppen. Ik weet wat ik wil en ik ga niet stoppen. Dit is mijn doel. Dit is mijn pad.
11 April
Ik kijk een beetje naar Kaye Donachie. Een klein beetje maar. Want ik moet oppassen dat ik me er niet mee vereenzelvig. Theorie, daar heb ik niks aan. Kunst theorie. Nee. Het verlamd mijn proces. Daar kan ik niks mee. Ik wil het zelf doen. Met mijn hand. Het gaat over zelf ontdekken. Persoonlijke ervaring. Autonoom. Authentiek zijn. Mijn eigen kijk hebben. Erover schrijven en terug lezen. Begrijpen en aanpassen waar nodig. Juist die subjectieve blik cultiveren. Dichterbij mezelf betekent ook dichter bij de ander.
13 April
Ik lees Luc Tuymans ‘painting on ice’.
Die ganzen. Enge ogen hebben ze. Ze schreeuwen ‘joaaahhhh! joooaaahhhh! jaaah!’. Die enge zwarte ogen. Zo groot. Een zwart gat waar ik in val. Nee!
Ik sla het boek open en blader naar de eerste pagina. Papieren pagina’s. Zo een scherp randje en een heel scherp 90 graden hoekje. Die schraapt over mijn duim. Waarom zo hard en scherp. En dan die eerste kop. ‘My grandfather is a hat.’ Waar wil hij nou heen. Is dit een kinderboek? Gladde harde pagina’s en pikzwarte letters. Zoiets als dat zwarte gat van die ganzen ogen op de kaft. Letters nemen je mee in een verhaal, waar je zomaar in verdwijnt. Je wil, dat je met je schilderij, zoiets bij een toeschouwer kan teweegbrengen. Dat ze diep in je schilderij verdwijnen.
16 April
Ik reflecteer op wat ik heb gemaakt. Dat doe ik vaak. Ik kijk weer naar het vierkante canvas met de in banen geschilderde achtergrond en de figuur op de voorgrond. De achtergrond is in blauwe en groene tinten en de figuur juist in tinten tussen roze en paars. Ik heb de figuur in verschillende streepjes gemaakt. Schilderen is als een op de juiste plek de juiste streep of vlek maken. Zo heb ik ook aan het gezicht gewerkt. Ik schilder niet gewoon een mond. Ik schilder altijd een mond op een gezicht, dat aan een nek en een haarlijn vastzit. Het wordt een geheel. Maar dan is er nog de achtergrond. Alles moet een geheel worden. Dat zou het moeten zijn, maar dat is het dus niet. De figuur staat nog steeds los van de achtergrond. Ik weet niet of dat perse door de kleuren komt. Misschien is het probleem dat ik eerst de achtergrond schilder en daarna pas de figuur in de voorgrond. Misschien moet alles op hetzelfde moment opgebouwd worden.