Witte doeken sieren de expositieruimtes van Witte Rook. Langzaamaan weven woorden in rood op wit, terwijl zwarte inkt zich permanent mengt in het lichaam. De geur van wierook gepaard met een ritueel voorafgaand een handpoke sessie: slechts een repeterende beweging of een meditatief moment? Maak kennis met Kwinnie Lê, zij die het leven als een performance ziet en haar lichaam inzet om filosofische vraagstukken aan haar te verbinden. Zij die gelooft dat iedereen een verhaal te vertellen heeft. Lees nu haar verhaal waarvan twee hoofdstukken zich afspeelden bij Witte Rook.
Het onzichtbare zichtbaar maken
“Soms is het angst, soms is het trots. Soms is het een soort verdoving door de projectie die mensen over je hebben. Kunst kan ervoor zorgen dat deze verhalen naar voren komen. Ik wil juist verhalen naar voren brengen die niet altijd zichtbaar zijn door alledaagse manieren van omgang om te zetten naar niet alledaags. Hierin staat het lichaam centraal. Deze verhalen komen tot stand via, over of door het lichaam. Ik gebruik het lichaam, of wellicht een vervorming ervan, om een connectie aan te gaan met mensen. Bijvoorbeeld door mensen te blinddoeken of een stift te geven als een extensie van het lichaam, veranderd de manier en de mate waarop iemand iets weg durft te geven. En bijvoorbeeld nu, door het werk op mijn lichaam te dragen, kan ik ook mogelijke ontmoetingen met mensen creëren buiten de kunstwereld. Zo ga ik eventjes boodschappen doen en heb ik vervolgens een filosofisch gesprek over de liefde, de dood en het leven met een vreemdeling naast de zoete aardappelen. Dit heeft invloed op een ander belangrijk element in mijn praktijk, namelijk taal. Verhalen vertellen hoeft natuurlijk niet via taal, dit kan ook visueel (daar komt veel kunst bij kijken). Maar in het alledaagse leven wordt er communicatie via taal verwacht. Door het lichaam te vervormen ga je anders met taal om en zo dus ook met de communicatie naar anderen toe. Mijn praktijk is een talig lichaam, een lichamelijke taal, die zich vervormt om het verhaal van de ander naar voren te laten komen.”
Archief
“Doen, doen, doen. En dit kan op vele manieren. Het is waarschijnlijk ook de reden waarom ik veel verschillende dingen blijf doen. Ik zie inspiratie als een soort archief en deze moet je constant actief prikkelen om er iets uit te kunnen halen. Niks bestaat uit tabula rasa. Heb ik geen zin om met mijn handen bezig te zijn, dan ga ik lezen. Heb ik geen zin om te lezen, dan ga ik dansen enzovoorts. Zolang je maar blijft doen. Zo kan ik paralellen trekken tussen verschillende werelden. Vaak ontstaan mijn werken en ideeën dan ook uit een experiment in het handelen.”
Sewing Skins
“Met een naald ga ik de huid in en uit. De een op mijn lichaam, de ander los van mijn lichaam. Ik tatoeëer stukjes van mijn gedichten op mijn lichaam met de handpoke techniek, een traditionele techniek waarbij je handmatig met de naald een tattoo zet. Dit vertaal ik vervolgens met textiel werken. Met dezelfde beweging, de naald in en uit, verschijnen de teksten in draad op stukken stof. Het is een soort tweede huid waarmee ik een nieuw lichaam creëer los van mijn eigen lichaam. Hiermee poog ik om de grenzen van performativiteit op te zoeken. Het leven is een performance, we doen het allemaal. Zo dragen aspecten als gender, klasse, cultuur etc. een performativiteit met zich mee. Maar zo ook de manier hoe je je gedraagt afhankelijk van de sociale relatie met de ander. Wat betekent het dan nog om mijzelf een performancekunstenaar te noemen? Het tatoeëren van mijn huid is een performance die levenslang door zal gaan. Er is geen duidelijk moment wanneer een performance begint of wanneer een performance eindigt. Daarnaast zijn een groot deel van mijn werken participatory. Ook hier komt de vraag van performativiteit weer terug. Hoezo ben ik de performancekunstenaar als iedereen met mij meedoet? Al spelend met rollen, bevraag ik wie performer/kunstenaar is, wie niet en wie dit bepaald.”
Lichaam en de ander
“Ten allereerste, mijn lichaam. Van het bewust gebruiken van mijn lichaam voor een performance tot het maken van installaties waar ik tijdens het maken een soort choreografie creëer met mijn werk. Ruimte en materiaal kan fijn zijn, maar dit is niet altijd een gegeven dus wil ik hier niet afhankelijk van zijn. Ik zet het wel in, maar werk met wat ik tot mijn beschikking heb. Ten tweede, de ander. Zonder hen kan mijn werk wel bestaan, maar verhoud het op een manier wat ik niet belangrijk vind.”
Toekomst en verhalenhuis
“Soms betreurt het me dat er zoveel te ontdekken en te leren is. Dat dit niet allemaal te ervaren is in dit leven. Daarna ben ik wel weer blij dat ik de mogelijkheid heb om dit te bevragen en te betreuren. In de nabije toekomst zou ik een master willen doen, mijn onderzoeken verder ontwikkelen (en tegen de academische kaders aanschoppen). Op een groter niveau zou ik graag een soort verhalenhuis met anderen op willen richten. Een plek waar je samen kan zijn en elkaars verhalen kan ontdekken.”