Agenda Artikelen Programma Zoeken Contact Partners Auteurs

Artistieke productie. Over het maken van kunst

Misschien is het goed om deze tekst te beginnen met een toelichting op de positie vanuit waar ik schrijf. Juist omdat het productiebegrip in kunst niet losstaat van de posities die we in de kunst bekleden. Dat licht ik beter toe, eerst mijn profiel.

Een paar jaar onderzoek en doceer ik kunst. Geregeld heb ik het een en ander over kunst geschreven. En net als iedereen in de kunst, zo vermoed ik, heb ik het produceren van kunst de afgelopen jaren zien veranderen, door de veranderende omstandigheden in de wereld rondom. Heel concreet: we konden als docententeam twee jaar kunstexamens niet fysiek uitvoeren door het toedoen van de Covid-crisis, en zo werden we gedwongen na te denken over produceren: alternatief.

Wat ik probeer te zeggen: artistieke productie staat niet los van kunnen produceren. 

De fase van artistiek produceren (maken, creëren) in het kunstenaarsproces kan niet los besproken worden van artistiek kunnen-produceren of maken. En dat ‘kunnen’ produceren, vormen we samen. Ik geloof dat alle posities en functies die we in de kunst bekleden, bijdragen aan artistieke productie als geheel.

Als onderdeel van het langlopende project Proces is een Octopus van Witte Rook werd ik gevraagd om te reageren op twee podcast-afleveringen in een grotere reeks – waarvoor ik hartelijk dank. Deze twee afleveringen gaan over ‘productie in het kunstenaarsproces’ en na het luisteren krioelen er honderden gedachten door mijn hoofd. Luister je aflevering 2 (doorgaand procedé) en 8 (welke handeling te verrichten?), dan lijkt een belangrijk vertrekpunt in het bespreken van productie volgens mij het stellen van de vraag waarom.

Waarom produceren we eigenlijk? Wat zijn condities om te kunnen produceren? Welke omstandigheden bepalen, vormen en voorzien artistieke productie van betekenis? En hoe reflecteren we hier samen op?

 

De handeling van maken

We leven.

We doen wat. We rommelen.

We lummelen –

de gedachten neuriën na het luisteren door mijn hoofd.

We willen. We bereiken. Realiseren. Hebben onze idealen. Onze waarden. En we oordelen ook.

Maar wat doet het er eigenlijk toe wanneer het oordeel van de één, slechts dat oordeel is van die één?

Die gedachte geeft in ieder geval wat lucht.

 

Toch lijken oordelen en kwalificaties over artistieke productie(output) meer dan ons lief is samen te vallen met productiemogelijkheden in de kunst. Het willen-produceren en de handeling van maken, dragen we vaak intrinsiek op zak. Of iedereen die wil produceren ook kán produceren, is een retorische maar noodzakelijke vraag.

Toegang tot kunnen-produceren wordt hoe je het ook went of keert mede bepaald door plekken die toegang-geven en stoelen die toegang-verlenen, wat op haar beurt weer samenvalt met ideeën over toegang-krijgen. Of iets of iemand ‘goed’ genoeg is, hangt bijvoorbeeld af van kwalificaties en ideeën over waardering en waarde in de kunst (zogezegd: de ‘kwaliteit’ van een product).

In de eerste podcast die ik luister (aflevering 2), richt het gesprek tussen Eef Schoolmeesters (interviewer), Maureen Jonker (kunstenaar) en Iris Bouwmeester (kunstenaar) zich op het maken als procesfase enerzijds, en de reflectie op het gemaakte anderzijds. Bouwmeester markeert bij aanvang een belangrijk onderscheid tussen het proces van produceren zelf (1) en de reflectie op deze productie, die vaak te maken heeft met strategie (2). Strategie over waar het gemaakte gepresenteerd kan worden, bijvoorbeeld.

Op dit onderscheid wil ik graag dieper ingaan, omdat het volgens mij de ontwikkeling tussen twee ‘ruimtes’ blootlegt, waarvan ik niet zeker weet of we die wel moeten nastreven. Enerzijds kunnen we in deze aflevering een zekere ruimte van eigen-productie onderscheiden: een staat van handelen of zijn die we wellicht als ‘intrinsiek’ kunnen duiden. Anderzijds kunnen we in de kunstwereld de ruimte van (re)presentatie en vertoning van het gerealiseerde zien: dat wat is gemaakt. Als we langer stilstaan bij het begrip strategie, dan lijkt de fase van vertoning (‘ruimte 2’) dat wat is geproduceerd (‘ruimte 1’) dus naar een volgende fase te brengen. En volgens mij is het deze mechaniek, waar we kritisch naar moeten kijken.

Zonder expliciet in te gaan op de fase van ‘presenteren’ – lees daarvoor het essay van Joram Kraaijeveld– vind ik het belangrijk langer stil te staan bij de mechaniek tussen de twee begrippen (red: presenteren en produceren). Op het moment dat de fase van maken de fase van tonen en bekeken-worden bereikt, bereiken we namelijk vaak ook het punt van toegang: de toegang die nodig is om deze plek in te kunnen of mogen nemen. Verkrijg je je plek, dan kan het werk gaan groeien in waarde, reputatie en status, en jij – als subject – daarmee ook.¹ Deze mechaniek lijkt bij te dragen aan bovenbeschreven spanning tussen kunnen-produceren enerzijds en ideeën over waarde en waardering in de kunst anderzijds, die dit ‘kunnen’ direct voeden. En zo blijven we eigenlijk circuleren in hetzelfde systeem.

 

Toegang tot kunnen-produceren wordt immers ook bepaald door plekken die toegang-geven

 

Wat ik me dus eigenlijk afvraag is hoe de fase van productie en presentatie zich tot elkaar verhouden. Dit gebied lijkt ook Jonker in de podcast te willen agenderen, wanneer zij poneert óf er in een proces van produceren eigenlijk nog wel over een lineair begin- en eindpunt kan worden gesproken. Kan werk(en) niet eeuwig doorgaan, misschien, en wat zegt dat over het (kunst)werk zelf? Kan de ruimte van vertoning (2), al dan niet onbewust, invloed hebben op ruimte 1, en dus op wat we maken? En is dat erg?

Volgens Bouwmeester kan in de ruimte van het maken, juist door jezelf te ontdoen van verwachtingen, interne druk en ideeën rond perfectie, na enige tijd een staat van productie worden bereikt. Het is een staat die in een bepaald opzicht op onscherp zet, wat wordt gedeeld door Thomas Bakker (kunstenaar) en Mariska de Groot (kunstenaar) in aflevering 8.

Voor Bakker is de fase waarin iets kan ontwikkelen als een staat van ‘lummelen’², wat in tegenstelling tot passiviteit – zo doet het woord vermoeden – juist activerend werkt. ‘Ik heb een tijd in mijn atelier gewoond’, zegt Bakker tegen zijn gesprekspartners. ‘Als je in slaap valt, en het eerste wat je ziet [als je wakker wordt] is je werk, dan is dat heel actief [en geconcentreerd]. Het is heel anders dan wanneer je op je fiets stapt, de deur opent en dan weer naar je werk kijkt.’ De Groot staat bij: ‘Lummelen [betekent ook gewoon] even ‘aan te zien’. Ontspannen aanzien, en een ruimte zien ontstaan om van gedachte te veranderen. Ik doe dit in een proces eigenlijk te weinig, omdat ik zo gefocust ben iéts te maken.’

 

Reflecterend klinkt het begrip ‘produceren’ veel te productief

 

Het gesprek met Bakker en de Groot speelt af in Villa Empain, Brussel. Met veel werkmateriaal op zak werkt Bakker daar nu (red: oktober 2022) als artist in residence in de ruimte: hij zal later meer mensen ontvangen, bij wijze van open-atelier. Bereikt hij daarmee de laatste stap in het proces, zo vraagt Schoolmeesters resoluut, gepresenteerd te kunnen worden? Wellicht, maar het antwoord op die vraag blijft ongewis. Hoe graag we als schrijver wellicht ook duiden; zowel de Groot als Bakker lijken voorstanders dit juist niét te doen. Reflecterend klinkt het begrip ‘produceren’ immers al veel te productief. Juist nu alles wat productief is slechts lijkt te kunnen bestaan, is lummelen wellicht een gepast antwoord – een tegenstem.

Omstandigheden voor kunnen-produceren 

Jonker arrangeert al jarenlang ruimtes die slechts worden geactiveerd door anderen. De kadering van wat gebeurt of waarbinnen gebeurt – denk aan afmetingen van 5×5 meter – wordt in deze praktijk als ‘scenario’ beschreven: het definieert fysieke ruimte waarbinnen kan-gebeuren. Wanneer het scenario vervolgens een staat van publieke manifestatie bereikt, lijkt dit een moment van activatie, noodzakelijk om verder in het proces te kunnen. Als ‘tonen’ van werk geen duidelijk doel of eindstation meer is, maar eerder als tussenmoment in een proces van maken/onderzoeken bestaat, kunnen we artistieke productie wellicht anders benaderen. In andere woorden: misschien dat de context van ‘presenteren’ verandert wanneer de fase van productie de nadruk krijgt. Ik vermoed dat dat belangrijk is en het roept een aantal associatieve gedachten op: het zou ruimte kunnen bieden aan het ongedefinieerde, het zou focus op representatie en identiteitspolitiek in kunst kunnen voorkomen en een cultuur van competitie- en excellentie kunnen verzachten. Ik vermoed namelijk dat ruimte 1 (het produceren) te vaak door ruimte 2 (het presenteren) wordt gestuurd.

De podcast-afleveringen leggen voor mij een belangrijke spanning en wellicht zelfs kentering bloot, met name wanneer Bouwmeester de volgende woorden deelt:

Ik ben het beu om te selecteren en waarden toe te dichten aan bepaalde werken. ‘Waarom is het één ‘goed’, en het andere ‘niet goed’? Toen ik dagelijks tekende tijdens de Covid-crisis [72 dagen achter elkaar], maakte goed of slecht niet uit. Ik dacht: ‘Ze zullen wel denken! Maar de een vindt het goed. De ander slecht. Ik kwam erachter: Het bestaat eigenlijk niet.’

Wellicht is de staat van produceren echt los van waarde en waardering te koppelen, en daarmee ook het systeem dat een dergelijke marge op kunst-productie legt. Misschien kunnen we het kunnen-maken echt goed gaan ondersteunen, als we het moment van tonen niet als eindstation (fase) markeren. Dat eindstation lijkt namelijk samen te hangen met ideeën over goed en fout, plek en geen plek.

Infrastructuur

Het oprekken van deze fases adresseert bepaalde rollen en regels in de kunst. Denk aan de rol van publiek, het idee van een begin en einde, en het begrip over wat ‘goed’ is – of niet. Het begrip productie stelt ons veel vragen, en is veel te groot om in dit essay te bespreken. Maar om een aanzet te geven: produceren hangt altijd samen met de omstandigheden die dit produceren mogelijk maken, en veranderen. Deels heb je daar zelf invloed op, zoals Schoolmeesters’ gesprekspartners in de podcast aankaarten, je kunt voorwaarden realiseren waaronder je zelf maken kunt. Een terugkerende conditie om te kunnen maken is voor alle vier: de ruimte van ruimte. Fysiek vloeroppervlak, maar ook mentaal. Om op het laatste in te zoomen: ruimte om iets na te streven. Om je achter je idee te plaatsen. Dit serieus te nemen. Je ertoe te zetten. Het te volgen, te doen. Om zo beter te begrijpen wáárom je het doet.

Kunnen-produceren hangt deels ook samen met het organiseren van  werkomstandigheden, door bijvoorbeeld je werk onafhankelijk van grote geldbronnen of werkrelaties uit te kunnen voeren. Kijk naar Bouwmeester’s sculpturen en je ziet het lichte en gemakkelijk verplaatsbare materiaal waarin deze zijn vervaardigd. Het materiaal bepaalt een mate van zelfstandigheid en doet beroep op de grenzen van haar eigen lichaam. De keuze om onafhankelijk werk uit te kunnen oefenen, betekent tegelijkertijd te kiezen voor de afhankelijkheid van de capaciteit van het eigen lichaam, en het werk dat het je lichaam toelaat te verzetten.

Zo circuleren omstandigheden om te kunnen-produceren rond de keuze waarvan je afhankelijk wilt zijn. Maar wederom hangt dit kunnen-kiezen samen met het privilege die keuze te kunnen maken. Het is belangrijk om dat wat we produceren vanuit deze mechaniek te zien. Eigen-productie staat niet en nooit los van wat we collectief produceren op deze wereldbol. In deze podcast-afleveringen worden richtingen besproken om langer bij stil te staan: het ‘gebruik’ van materiaal, het niet-produceren van nieuwe gewichten, het los durven laten van auteur- of eigenaarschap in de kunst en het onderzoeken van nieuwe manieren van omgang met elkaar én met jezelf. Dit laatste wil ik wederom illustreren met de woorden van Bouwmeester:

Als je leeft, vervuil je de wereld. Je richt schade aan. Je kunt niet alles wegdenken: alles wat je doet is vervuilend, en kost energie. […] Eerst was ik geen fan van wat ik deed. De laatste tijd probeer ik meer tevreden te zijn met mijn kunstenaarschap. […] Misschien probeer ik dat ook te tonen: onze tekortkomingen. Niet negatief, maar [door] het karakter van het lichaam, het materiaal.

Volgens mij gaat artistieke productie om deze synergie: onszelf in relatie tot anderen en de wereld rondom vorm te leren geven, rekening houdend met de condities dit te kunnen doen.


¹ Lees ook Nickel van Duijvenboden’s brief waarin de ongezonde voedingsbodem in de kunstwereld o.a. vanuit een sterke focus op CV’s, competentie jegens elkaar en daarmee de angst voor vervangbaarheid wordt beschreven, zie: >2021>2022> Kunstenaar-af – Features – Metropolis M

² vandaar de eerdere woordkeuze in een alinea hierboven


 
Auteur:
Gastauteur

Dit essay is onderdeel van het project Proces is een Octopus. In dit project onderzoeken kunstenaar Nele Brökelmann en Witte Rook hoe we het proces van de kunstenaar kunnen definiëren. Het project bestaat uit een achtdelige podcastserie en vier beschouwende essays. De podcastserie De Octopus bestaat uit acht gesprekken (tentakels) waarin een moderator in gesprek gaat met twee kunstenaars en curatoren over hun ervaringen en ideeën met betrekking tot de verschillende aspecten van het kunstenaarsproces. De podcasts zijn gemodereerd door Nele Brökelmann, Esther van Rosmalen, Eef Schoolmeesters en Roeliena Aukema. Iedere moderator heeft een specifiek gebied als onderwerp genomen. Nele heeft het gebied van onderzoek verkend, Esther reflectie, Roeliena presentatie en Eef het productieproces. De podcasts zijn vanaf februari wekelijks gepubliceerd, en zijn te beluisteren op Soundcloud en Spotify.

Voor ieder onderwerp is er een auteur uitgenodigd om te reflecteren op inhoud van twee specifieke afleveringen van de podcast. Het onderwerp van dit essay is productie waarvoor Liza Voetman  geluisterd heeft naar de tentakel 2 'Een doorgaand procedé' en tentakel 8 'Welke handeling te verrichten'.

De overige  essays zijn geschreven door Zeynep Kubat over reflectie (tentakel 3 en 6), Joram Kraaijeveld over presentatie (tentakel 4 en 5) en Philippine Hoegen over onderzoek (tentakel 1 en 7).

Liza Voetman (1992) is schrijver, onderzoeker en docent. In haar praktijk richt zij zich op de (veranderende) omstandigheden waarbinnen kunst wordt geproduceerd. Ze is opgeleid als kunst- en cultuurwetenschapper en schrijft onder meer voor Metropolis M. Sinds 2019 is ze betrokken bij Kunsthuis SYB. Eerder was zij curator bij kunstinitiatief PARK en deelnemer aan het Arts/Science: Academy Honours Programme van de KNAW. Daarnaast is ze auteur van Wat is een goede wereld? Internationalisering in een post-coronasamenleving (uitgeverij APE). In de vorm van gespreksmoderatie, onafhankelijk onderzoek en tekst werkt ze samen met verschillende partijen, waaronder kunstinitiatieven, musea, individuen en academies. Ze geeft les en is coördinator aan Fontys Hogeschool voor de Kunsten in Tilburg, waar ze ook woont.

De podcastserie De Octopus wordt mede mogelijk gemaakt met steun van het Mondriaanfonds in de regeling Kunst Media.

 

 
Publicatie:
Proces is een Octopus
Hoe delen kunstenaars hun proces via online publicaties bij Witte Rook, en hoe bewaken ze daarin de poëtische kwaliteiten van hun...
 
podcast:
Tentakel 2: doorgaand procedé
In deze tweede aflevering van De Octopus spreekt Eef Schoolmeesters in Breda met kunstenaars Iris Bouwmeester en Maureen Jonker ov...
 
Podcast:
Tentakel 8: welke handeling te verrichten
In deze laatste aflevering van De Octopus spreekt Eef Schoolmeesters in Brussel met kunstenaars Thomas Bakker en Mariska de Groot ...
 
Essay:
Delen tussen de deeltjes
Onderzoek, en zeker artistiek onderzoek, is een begrip dat al even meerduidig, ongrijpbaar en veelomvattend is als de termen werk ...
Door: Gastauteur
 
Essay:
Reflectie: de hechtende draad van het artistieke proces
De achtdelige podcastserie ‘De Octopus’ zet de metafoor van de octopus in om de complexiteit en veelvuldigheid van het artisti...
Door: Gastauteur
 
Essay:
Wie is het publiek als kunst de publieke zaak dient?
Deze tekst is geschreven op uitnodiging van Witte Rook met de vraag of ik vanuit mijn positie als onafhankelijk curator, docent, s...
Door: Gastauteur