Constant Dullaart, 16-12-2021, online
Interviewer: Esther van Rosmalen (E)
Geïnterviewde: Constant Dullaart (C)
(E) Kun je wat vertellen over je kunstpraktijk en hoe je de digitale ruimte inneemt?
(C) De afgelopen jaren is de digitale omgeving veranderd. Door massatoegang tot de digitale ruimte kunnen mensen nu zelf deelnemen en publiceren en hierdoor is die ruimte zich anders gaan manifesteren. Je ziet dit bijvoorbeeld terug in de participatorische media waarin je de kans hebt om mee te doen en te delen, maar waarin nog steeds een bemiddelaar de macht heeft over welke informatie op wat voor manier gesorteerd wordt. Die verandering zie je ook terug in het verschil tussen generaties. Je hebt nu een generatie die na 2000 is geboren en echt is opgegroeid met het internet. Ik ben zelf opgegroeid in een generatie voordat het web groot was. Als kunstenaar ben ik redelijk vroeg gaan werken op het internet en hierdoor vind ik het ontzettend interessant dat ik kritisch kan kijken naar die overgang tussen digitaal en fysiek. Wat ik daaraan vooral interessant vind is de overgang van fysieke ruimte naar het belang van de digitale ruimte, hoe ze met elkaar functioneren en waar de frictie zit tussen die ruimten. Er zit een soort warmte en spanning in de frictie tussen fysiek en digitaal en dat is ontzettend leuk om mee te werken. Voor mij is het ontzettend boeiend hoe de media tegenwoordig functioneert, hoe we publiceren en hoe we nadenken over depictie en de distributie van ideeën. Ik relateer de distributie van ideeën, depicties en materiaal altijd weer aan concepten die langer bestaan. Verder focus ik me in mijn werk heel erg op de rol van het individu. Wat kan je als individu of initiatief doen wat los staat van de commercie? En in hoeverre ben je afhankelijk van Facebook, Instagram en andere commerciële bemiddelaars? Ik speel heel erg met hoe we in die online omgeving onze eigen werkelijkheid kunnen creëren, die dan weer een frictie oplevert. Zo heb ik bijvoorbeeld ooit een Facebook leger opgericht met namen van echte soldaten uit de achttiende eeuw. Ik heb hun identiteit gebruikt en een profiel gegeven op Facebook. Destijds waren het huurlingen die vochten tegen de Amerikaanse revolutie en ik wilde opnieuw inzien creëren in wat het betekent om een soldaat of huurling te zijn. Ik nam voor dit werk dus een werkelijkheid die bestond voor het internet en die heb ik in een hedendaagse werkelijkheid getrokken. De achterliggende gedachte was om te waarschuwen voor het probleem met Fake News en nep identiteiten rondom de Amerikaanse verkiezingen van 2016.
(E) Dat werk is dan bijna voorspellend geweest voor wat erna ging komen.
(C) Precies. En ik ben er ook nog steeds heel blij mee dat er artikelen zijn geschreven door de BBC bijvoorbeeld waarin naar voren komt dat ik destijds heb gezegd dat dit een groot probleem gaat worden. Dat is precies de ruimte die kunstenaars moeten innemen. Verder heb ik ook een platform gemaakt waar je online tentoonstellingen op kan maken zonder dat je commerciële media hoeft te gebruiken. Ik kijk naar sociale en commerciële media vanuit de vragen: Wat is anonimiteit? Hoe ben je vrij om te spreken? Wat moet gewaarborgd worden? Hoe werkt het? Dit soort vragen heb ik gekoppeld op een website waar je elkaar kan tegenkomen en spreken. Naast dat deze vragen belangrijk zijn, vind ik het ook gewoon ontzettend leuk om samen met een programmeur en wat vrienden waarmee ik een bedrijfje heb dit soort platforms opzetten. Het idee is dat je uiteindelijk kan kiezen of je mensen wilt ontmoeten via platforms zoals Instagram of Zoom, maar dat je ook kan kiezen voor Common Garden, want daar kan je eigenlijk hetzelfde doen als op die platforms. Op dit moment ben ik aan het onderzoeken hoe je een positie kan innemen in die spanning tussen het commerciële en niet-commerciële, en hoe je die waardes als materialiteit kan zien.
(E) Aan de ene kant hoor ik bij jou een ontzettend activistische houding, aan de andere kant klinkt je verhaal bijna utopisch.
(C) Klopt, maar het verschil tussen die twee is niet zo groot. Ik observeer omgevingen en kaart aan dat je ook je eigen ruimte kan innemen. Het is een beetje zoals televisie. Je kan een televisieprogramma maken voor een omroep, maar je kan ook je eigen omroep oprichten en daar programma’s voor maken. Ik zie het binnen mijn praktijk als het maken van een kunstwerk waar een lijst omheen komt. Die lijst kun je kopen bij de Ikea en dan heb je er een van slecht hout waar de planeet aan ten onder gaat, of ik maak die lijst zelf waardoor het onderdeel wordt van mijn werk en tegelijk beschikbaar is voor anderen.
(E) Is het niet ontzettend ingewikkeld om zo’n platform op te zetten en te onderhouden?
(C) Het lastigste is dat je de hele tijd moet manoeuvreren tussen mensen die telkens een andere functie erin willen. Het is super leuk dat je een tailormade solution kan bieden, maar het wordt daardoor soms te specifiek. Wat het wel ontzettend leuk maakt is dat je ziet dat de kwaliteit die wij leveren vergelijkbaar is met grote bedrijven uit San Francisco, terwijl zij veel meer geld hebben dan wij. Ik vind het fijn dat wij onafhankelijk zijn van dat geld. Op dit moment zijn we de toegankelijkheid van het platform aan het testen om te kijken of we het bijvoorbeeld voor doven en slechthorenden of blinden en slechtzienden kunnen aanpassen. We zijn bijvoorbeeld met dove kunstenaars gaan kijken naar hoe dat dan zou kunnen werken en welke functies er nodig zijn. Dat puzzelen en zoeken naar mogelijkheden is echt wat het leuk maakt. Je bent daardoor bezig met verhoudingen en het denken over een bepaalde dynamiek en interactie.Wat wel lastig blijft is dat als je wilt dat iets een groot succes wordt, je het commerciëler zou moeten maken, dus dan zou je bijvoorbeeld moeten gaan werken met accounts. Dat wil ik echt niet. Ik werk dan liever voor musea die het budget hebben voor digitalisering of initiatieven die ons kunnen betalen en zo de ontwikkeling financieren. Ik vind het ook prettig dat ik tegen kleinere platforms die niet zo veel geld hebben kan zeggen dat ze de functies die wij hebben ontwikkeld kunnen gebruiken. Zo blijft het een lokaal initiatief waarvoor je niet al je gegevens aan een bedrijf hoeft te verkopen of die in het geheim meekijkt op je computer.
(E) Is dit een stap richting een ideale samenleving waar we gezamenlijk gebruik maken van de digitale middelen die ontwikkeld worden?
(C) Het laat in ieder geval zien hoe het ook kan. Je moet vooral zorgen dat je je bewust bent van waarom bepaalde dingen gratis zijn. Er zijn financieringsmodellen die daarvoor zorgen, maar vaak wordt het dan verpakt met advertenties en het verkopen van data waar we geen zicht op hebben. Als je bijvoorbeeld kijkt naar Zoom, dan is het een platform dat heel voordelig is, goed werkt en waarmee je kan opnemen, maar je kan bijvoorbeeld ook kijken naar een initiatief zoals Jitsi. Jitsi levert eenzelfde soort service als Zoom, maar laat het gratis gebruiken als een test zodat het systeem goed blijft werken. Dus je kan het zien als een ideale utopische samenleving, maar wat Jitsi doet is ook gewoon een goed werkend model.
(E) Je vertelde net dat je veel gebruik maakt van de spanning tussen de digitale en fysieke ruimte, kan je daar wat meer over vertellen?
(C) Digitalisering is een heel gek, complex gegeven wat al volledig doorspekt zit in onze werkelijkheid. Je ziet het bij alles, van hoe je je beweegt en van locatie naar locatie gaat, tot het feit dat je iemand raar aankijkt als die nog een telefoonboek heeft. Dat zijn allemaal factoren van digitalisering. Omdat het eigenlijk al zo ontzettend normaal is geworden in ons leven kan je het niet meer echt als een algemeen principe benaderen. Het is net zoals met glas, het is deel van ons leven en het is lastig om er iets over te zeggen omdat we de hele dag erdoorheen kijken.
(E) Kan je digitalisering dan wel nog zien als een inhoudelijk gegeven of is het dan meer een middel?
(C) Als ik aan digitalisering denk dan denk ik eigenlijk vooral aan archieven en hoe zij bepaalde informatie omzetten. Als je er langer over nadenkt dan gaat het binnen archieven meer over toegang en ontsluiting dan over het algemene principe van iets digitaal maken. Dus in dat geval is het meer een materialiteit, maar wel een veranderende materialiteit. Als ik kijk naar de boekenkast die ik achter jou zie, dan kan ik daar zelf niet in zoeken. Ik kan natuurlijk wel denken in een bepaald perspectief, want ik zie een aantal titels en dergelijke, maar om echt iets te kunnen vinden heb ik een indexering nodig. Digitalisering zou in dat geval voor mij een mogelijkheid bieden om de informatie in die kast te ontsluiten. Het gaat voor mij dus veel meer over toegang en wat die materialiteit kan brengen dan dat het gaat over het digitaal maken zelf. Misschien als je gaat praten over een volledig digitale omgeving waarin de cultuur van een netwerk erbij komt dat het meer een middel is. Als je het bijvoorbeeld hebt over software, dan is het digitale al een gegeven. We kunnen het dan wel hebben over materialiteit en discrepanties in verschillende benaderingen van de software, maar digitalisering speelt daar geen rol meer.
(E) Vind je de grote veranderingen in software dan problematisch of geeft dat weer nieuwe kansen?
(C) Aan het eind van het jaar wordt altijd het woord van het jaar gekozen en dat komt dan in het woordenboek. Stel je voor hoe veel nieuwe woorden er in de loop van tijd bijkomen, op een gegeven moment ben je zo oud, die ga je dan echt niet meer allemaal gebruiken. Als je jong bent dan komt dat addendum erbij en dan verbreedt het je woordenschat, je kan er veel nieuws mee zeggen en dat geeft enorm veel nieuwe agency om jezelf mee te definiëren en uit te drukken. Op een gegeven moment stopt dat leren van een nieuwe taal en herken je in anderen dat ze uit hetzelfde addendum van de Dikke van Dale komen. Zo voelt die nieuwe software ook een beetje. Vaak bij nieuwe software kan je wel dingen die je al kent herkennen en dan snap je wel ongeveer wat er kan. Als je er goed in wilt worden dan moet je het wel echt leren, maar meestal kan je het wel relateren aan wat je kent. Bij software heb je een bepaalde interactie, waarin je duidelijk weet waar je moet klikken en wat je moet doen, maar op een gegeven moment gaan mensen er anders over nadenken. Die kijken naar wat er kan en wat er nog niet mogelijk is.
(E) In hoeverre is kennis van techniek dan belangrijk als je je in het digitale domein wilt bewegen?
(C) Niet heel belangrijk. Ik zet zelf ook dingen houtje touwtje in elkaar. Er zullen vast beveiligingsexperts zijn die naar mijn werk kunnen kijken en precies kunnen zien waar de kwetsbaarheid zit, maar het werkt wel. Je hoort mensen al snel zeggen dat ze er niks vanaf weten, maar ze hebben wel een nieuwe telefoon dat is in principe dezelfde techniek. Bij het Facebook leger bijvoorbeeld dachten veel mensen dat het hele ingewikkelde technologie was, maar ik had gewoon een hele hoop simkaarten nodig. En je ziet overal om je heen advertenties van Lebara en dergelijke, dus stiekem weet iedereen er al vanaf. Je ziet vaak dat zodra een werk af is er een conclusie aan wordt verbonden dat het te ingewikkeld is. Als je er een beetje moeite voor doet dan is het allemaal niet zo lastig. Mijn moeder wordt 80 en die kan ondertussen ook e-mail versturen en haar iPhone opnemen.
(E) Op welke manier hou je je bezig met de archivering van je werk?
(C) Ik heb ooit een voorstel gemaakt over hoe je Netkunst kan archiveren. Dit kwam voort omdat ik voor ongelooflijk veel conferenties werd uitgenodigd waar iedereen in een niche van de internetkunst zat, maar er geen conclusies werden gemaakt met betrekking tot het praktisch archiveren. In dat voorstel beschreef ik hoe je je werk al kan documenteren voordat je het archiveert. Je zou dan bij Net Art bijvoorbeeld kunnen laten zien hoe iemand het werk gebruikt terwijl je ook een screengrab van het werk zelf laat zien. Op die manier kan je alle aspecten van het werk laten zien in de originele context en dus ook hoe mensen ermee omgingen. Hoe lang een werk moet laden bijvoorbeeld kan een belangrijk aspect zijn van de tijd waarin het werk bestond. Nu zou je bijvoorbeeld de dynamiek kunnen laten zien van het met twee vingers typen op een touchscreen want op een gegeven moment werken we niet meer met die technologie en heb je die context nodig om te laten zien welke invloed het had op het werk. Daarnaast ben ik ook veel bezig met wat voor informatie er nou door ons aan artificiële intelligentie wordt gegeven. Al die software moet getraind worden om dingen te herkennen, maar hoe doe je dat? En welke voorkeuren zitten daarin? Hoe ga je om met het archiveren en herkennen van objecten, beelden of principes? Een verjaardagstaart zou bijvoorbeeld door iemand uit Brazilië heel anders kunnen worden gezien dan iemand uit de Verenigde Staten. Of misschien is een verjaardagstaart in India wel iets dat in de Verenigde Staten nooit als taart gezien zou worden. Er zitten bepaalde culturele voorkeuren is dat soort keuzes en daarmee ook vooroordelen die allemaal door sijpelen in het archiveringsproces. Daarmee is archivering altijd een herschakering van informatie die afhankelijk is van menselijk waarden want iets kan nooit één op één vertaald worden. Hier denk ik veel over na, ook in mijn eigen werk. Wat is de documentatie van het principe dat je wilt laten zien? En hoe kan je op sociale media als kunst laten bestaan, maar ook archiveren?
(E) Ik ben het hier helemaal mee eens, maar binnen de kaders van beeldcultuur wordt het beeld ook wel gezien als iets dat alle culturele verschillen kan overbruggen. Hierin wordt het beeldende gezien als iets universeels dat niet afhangt van cultuur of taal, hoe denk jij hierover?
(C) Vroeger werd beeldcultuur inderdaad gezien als iets dat op die manier ingezet kon worden, maar dat is fout. Het komt denk ik voort uit een bepaalde uniformiteit in beeld waarvan gedacht werd dat het communicatie makkelijker maakte dan het gesproken woord. Beeld is misschien algemener dan verschillende talen, maar daarmee kan je nog niet zeggen dat het uniform is. Ook bij beeld gaat het nog steeds om context die de waarde van een beeld bepaalt en dat is een cultureel gegeven. Als jij iets googelt aan de ene kant van de planeet komen er andere beelden naar boven dan aan de andere kant van de planeet. Dat komt omdat een bepaald beeld binnen een bepaalde cultuur logischer is om te laten zien. Daarnaast is het problematisch dat er in de beeldcultuur een dominantie is die prototypisch Amerikaans of Angelsaksisch is. Dit zie je bijvoorbeeld in beeldherkenningssoftware. Daar is een enorme dominantie van Westers eten of huizen die er typisch Amerikaans of Westers uitzien. Je ziet heel erg duidelijk dat de landen die er het meest mee bezig zijn om beeldcultuur te distribueren, ook het meest dominant zijn. Daarnaast heeft ook niet iedereen dezelfde toegang. Ik hoorde Douglas Coupland zeggen in een praatje dat hij het zo leuk vond dat een yak boer in Tibet ook gewoon op Tripadvisor kan kijken wat het leukste hotel is en porno kan zoeken op internet. Maar dat gaat natuurlijk helemaal niet, dat zit achter firewalls. Hij moet een VPN gebruiken en daarnaast ook nog eens zichzelf al die technieken om dat voor elkaar te krijgen aanleren. Je kan er niet vanuit gaan dat iemand die niet in dezelfde context leeft als jij dezelfde toegang heeft tot informatie. Je kijkt vanuit je eigen dominante blik naar het internet en die kan voor iemand anders weer heel anders zijn.
(E) Het wordt gezien als een valkuil dat de Westerse cultuur zo dominant is ten opzichte van bijvoorbeeld China. Denk je dat zo’n land snel een grotere rol gaat spelen?
(C) Je ziet dat in landen zoals China een propagandaoorlog en cultuuroorlog aan de gang is. Natuurlijk zijn wij hier in West-Europa heel lang onder het bewind geweest van een soort cultureel imperialisme vanuit de Verenigde Staten. Dat was een soort soft-propaganda wat leidde tot het abstract expressionisme. Die stroming is door de geheime dienst gesponsord totdat er bepaalde talenten wegtrokken uit West-Europa, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Het is voor China vooral eigenbelang dat de eigen cultuur bevestigd wordt door bepaalde uitingen, bijvoorbeeld in hun eigen sociale medium waarin mensen zich in een eigen bubbel bevinden. En dit zie je bij andere technologie ook. Ik heb bijvoorbeeld Telegram en daarmee kan ik in bepaalde groepen komen. Ik woon in Berlijn en daar kom ik allemaal groepen tegen waar ik vaccinatiepaspoorten en drugs kan kopen. In Amerikaanse software zou dat er waarschijnlijk wat sneller uitgefilterd worden.
(E) Kun je nog iets zeggen over bepaalde ethische afwegingen die je maakt als kunstenaar die gebruik maakt van het internet?
(E) Er is bepaalde software die ik weiger te gebruiken, Skype en Whatsapp bijvoorbeeld. Mensen vinden het vaak lastig, maar dat is gewoon een principe dat ik heb, net zoals dat ik graag biologisch en lokaal eet. Daarin ben ik me ook bewust dat het een privilege is om te zeggen dat ik niet via Skype wil afspreken en dat er nu ook alternatieven zijn. Ergens ben ik ook een beetje lui geworden en oud. Ik ben niet meer zo op de hoogte van het addendum dus sommige dingen laat ik gewoon gebeuren. Wat ik wel echt belangrijk vind op ethisch gebied is bijvoorbeeld de blockchain discussie. Veel mensen hebben geen idee over hoe die techniek daarachter werkt waardoor ze alleen ethische argumenten horen over dat het zo veel energie verbruikt. Dan creëer je dus een idee over blockchain waardoor alleen dat negatieve element zichtbaar is. Je vergeet dat sociaal kapitaal in onze maatschappij ook interessant wordt gevonden, dus als je aankaart wat er ethisch allemaal niet goed is, dan bouw je daar een soort sociale credit mee op. Die uitwisseling van ethische bezwaren is ontzettend interessant in onze cultuur omdat je hiermee echt dingen voor elkaar kan krijgen. Kijk bijvoorbeeld maar naar de justitiële aanpak in Me Too zaken, die is de afgelopen jaren zoveel onder de aandacht gebracht dat er nu ook echt een structurele verandering plaatsvindt. We moeten er wel voor waken in die aanpak dat we niet her en der gaan aanwijzen waar wellicht een probleem zou kunnen zitten en dat elke positie die je daarin inneemt problematisch kan worden. Als kunstenaar kun je dat juist ook weer inzetten natuurlijk, door bijvoorbeeld vanuit sarcasme of ironie tegen ethische argumenten in te gaan. Of, zoals ik deed bij dat soldaten leger op Facebook, dat je via je werk aankaart waar het probleem zit en dit heel duidelijk laat zien door er ook aan deel te nemen. Ik vind het zelf vooral belangrijk dat mensen zich goed kunnen informeren en nadenken over wat ze doen en dat geldt ook voor culturele instellingen. Het online tentoonstelling platform heb ik bijvoorbeeld ontwikkeld door de opening van Nam June Paik in het Stedelijk Museum op Instagram. Ik had bij die opening bijna het idee dat ik een catalogus had kunnen doorbladeren, alleen nu zag ik de directeur erbij, en wat hartjes die je tijdens een livestream op Instagram kan sturen. Daarnaast kan je alleen bij zo’n event zijn als je lid bent van dat medium wat dan weer geld aan jou verdient en je privé data doorverkoopt. En daar gaat dan ontzettend veel van ons belastinggeld naartoe. Je ziet dit ook bij kranten en de NOS, die sturen soms een YouTube filmpje en dan moet je eerst een reclame kijken voor je het nieuws kan zien. We zouden gewoon onafhankelijk, gesubsidieerd nieuws moeten kunnen kijken zonder dat je eerst reclame ziet. Het moeilijkst is ook, dat zie je vooral ook in bijvoorbeeld de ontsluiting van bepaalde collecties, dat het grote bedrijven soms beter lukt dan de kleine. Google begon bijvoorbeeld met het scannen van ontzettend veel boeken zodat ze konden bijhouden wie naar wat kijkt en er advertenties naast plaatst. We willen die toegang wel, maar moet dit allemaal in handen van zo’n groot bedrijf blijven? Aan de andere kant heb je dan bijvoorbeeld Europeana, een Europees initiatief dat collecties ontsluit. Ik heb daar een project gedaan met hun software toegang die niet werkte. Je ziet dat bij veel initiatieven er geld is gestoken in iets dat uiteindelijk niet werkt. Dat is heel logisch, want het is heel moeilijk om tegen de commerciële partijen op te boksen.
(E) Voor veel musea en instellingen blijft het tonen van digitaal werk een ingewikkeld proces, wat is jouw ervaring hiermee?
(C) Dat ligt vooral aan de patronen waarin je gewend bent om dingen te doen. Het is dan lastig om anders na te denken en risico te nemen omdat je iets anders gaat doen. Zelf heb ik meegemaakt dat in het begin van mijn carrière er vaak op het laatste moment een computer werd neergezet bij de ingang waar dan mijn werk op te zien was. Wekenlang waren ze dan bezig met alle video en film werken plaatsen en dan werd uiteindelijk mijn werk toch maar op een computer getoond. Dus ben ik bij mijn werk instructies gaan geven van hoe ik het wilde hebben in de ruimte en hoe ik het licht wilde hebben, dat werkte veel beter. Digitaal is dat natuurlijk anders dan in de fysieke ruimte omdat het vaak online en in privé sfeer beleefd wordt, maar dan moet je goed nadenken over welke vorm van distributie je wilt en hoe je het concept van je werk ondersteund. Ik heb lang lesgegeven bij Werkplaats Typografie, een toonaangevend grafisch ontwerp instituut, maar daar werd toch vaak gedacht in de vorm van een boek. De meeste mensen consumeren hun informatie digitaal en online, maar als het gepubliceerd moet worden dan moet het altijd in een boek. Dat moet toch anders kunnen?
(E) En hoe staat de toeschouwer hierin? Wordt je werk goed ontvangen of moet je hier ook veel context geven?
(C) Het wordt voor mensen steeds logischer om digitaal te denken, maar dat is ook maatschappelijk en cultureel bepaald. In 2009 maakte ik bijvoorbeeld een tentoonstelling en daarbij was het voor mensen nog heel lastig om de culturele referenties te begrijpen. Nu, twaalf jaar later, delen we veel meer van dat soort internet referenties. Mensen weten ondertussen wat een meme is, terwijl ik dat toen nog moest uitleggen. Maar die toegang die je wel of niet hebt zie je ook in andere aspecten. Voor mij is bijvoorbeeld het boek De Avonden van Gerard Reve heel belangrijk in mijn werk, maar daar is geen goede Engelse vertaling van dus voor veel mensen die de taal niet spreken is dat niet toegankelijk. Als ik zelf de context in handen wil nemen, dan zou ik het zelf kunnen vertalen of wachten tot er wel een goede vertaling beschikbaar is en er dan op terugkomen. Maar er zijn zeker ook uitwisselingen mogelijk zonder dat de ander volledig op de hoogte is van waar je het over hebt. Er zullen altijd mensen zijn die net even een andere cultureel perspectief hebben, maar er is zeker ook altijd ruimte om te leren. Als je bijvoorbeeld Voltaire leest, zal je sommige delen wel snappen en andere delen nog niet, maar na elk boek ga je meer snappen van zijn ideeën. Zo zie ik kunst ook. Veel kunst valt net buiten het begripsvermogen, waar kunstenaars weer dankbaar gebruik van maken om zich als intellectueel te profileren. Eigenlijk kan dit ook een makkelijk trucje zijn natuurlijk, je pakt iets dat buiten het normale patroon ligt en waar je moeilijke boeken voor moet lezen en dan kan je zeggen dat je werk alleen begrepen kan worden als je Habermas, of een andere Duitse filosoof hebt gelezen. Dat is een vertaalslag die je altijd ziet in kunst en dat zal ook altijd gebeuren.
(E) Je hebt zelf de opkomst van het internet meegemaakt en dus is jouw houding daarin anders dan de generatie die nu opgroeit. Ik zie zelf juist dat die oudere generatie schrikt zodra ze digitaal moeten werken of bijvoorbeeld hun werk op social media moeten plaatsen. Denk je dat deze houding van kunstenaars moet veranderen?
(C) Dat is niet zo zeer een probleem van digitalisering maar meer van Instagram. Die idiosyncratische waarde van dat platform dat is waar ik als activist mensen op wijs. Als beginnend kunstenaar had ik gewoon een groepsblog, onafhankelijk van waar de community samenkwam, waarop we vrij dingen konden uploaden. Eigenlijk komt alles erop neer dat het culturele vraagstukken zijn. Het is een culturele vraag of jij het idee hebt dat je dat digitale podium mag betreden, net zoals dat je niet naar een curator durft te stappen omdat je het idee hebt dat je portfolio nog niet goed in elkaar zit. Sommige mensen zetten dingen op Facebook die zo publiekelijk en gek zijn dat je er over vier jaar waarschijnlijk spijt van hebt. Mensen doen dit omdat ze echt het idee hebben dat ze in een digitale huiskamer zitten met vrienden en niet op het internet waar iedereen meekijkt. Dus het is echt een culturele omgang met media en een idee over je eigen agency, in hoeverre kan je zelf iets doen en heb je de daadkracht om het ook echt te doen? Je kan op zoveel manier met het internet experimenteren. Je zou onder een pseudoniem op Instagram kunnen gaan posten, of een eigen platform opzetten waar je je wat vrijer voelt. Voor mij is dat iets makkelijker zeggen misschien aangezien ik ben opgegroeid in een punktijd en ook al mijn docenten op de academie waren punkers. Vanuit die houding zijn ze zelf allemaal dingen gaan doen zoals televisie-uitzendingen maken. Je hoefde helemaal niet te wachten op de VPRO, je kon gewoon zelf die ruimte innemen. Toen het internet opkwam was er ineens nog veel meer mogelijk op dat gebied. En als je dan ineens een eigen community hebt opzet, dan ben je je eigen kunstgeschiedenis aan het schrijven. Vanuit die bewegingen is het post-internet ontstaan en dat staat nu allemaal in de kunstgeschiedenis boekjes. Het culturele probleem bestond toen ook al, maar mensen zijn gewoon zelf dingen gaan maken en ondernemen. Het is een beetje zoals in de Tweede Wereldoorlog toen mensen hun eigen krantjes gingen maken om hun eigen cultuur vast te kunnen houden. Het is natuurlijk wel zo dat je als kunstenaar een publiek wilt en het dominante publiek op Instagram zit, dus het is een mooie manier om het grote publiek te bereiken. Je moet het kapitaal van dat soort bedrijven niet onderschatten, het is een van de redenen dat Instagram en Facebook zo dominant zijn. Dus ik snap wel dat je het idee hebt dat je juist iets op die platforms moet doen. Hetzelfde met NFT’s, je krijg het idee dat je het nu moet doen omdat het heel belangrijk voelt, en dat kan natuurlijk zenuwen opleveren.
Witte Rook is een door kunstenaars gedreven organisatie met een residency programma en een online platform voor onderzoek, experiment, talentontwikkeling en online storytelling. In het programma staat het proces van de kunstenaar centraal door het bieden van korte en lange werkperiodes waarbinnen ontmoetingen plaatsvinden. Voor de duiding van het werkproces worden werkperiodes vergezeld van artikelen en teksten geschreven door diverse auteurs die het narratief van de kunstenaar naar buiten brengen. Witte Rook hecht daarbij bijzondere waarde aan het (be)schrijven als onderdeel van de kunstpraktijk en stimuleert kunstenaars om te publiceren over hun werk, als onderdeel van hun werk of als het kunstwerk zelf.
Het project Entrepot bestaat uit een onderzoek gebaseerd op een tiental interviews en een serie van publicaties op het online platform van Witte Rook. Dit gesprek met kunstenaar Constant Dullaart hoort bij het deel de kracht van het individu, waarin we ingaan op activisme, de typering digitaal kunstenaar, de acceptatie van digitaal werk door de kunstwereld, de esthetische maar ook ethische kant van NFT’s en de toegankelijkheid van het kunstwerk. Dit project is mogelijk gemaakt dankzij een startsubsidie van Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.