De lat ligt gelijk hoog als je mag wonen en werken in hetzelfde huis als waar Vincent van Gogh is geboren. Alumnus Ian Skirvin, en tevens winnaar van een residency voor jonge kunstenaars, mocht dit ondervinden op een plek waar leven en dood heel letterlijk naast elkaar huizen. Welke situaties dienen zich aan tussen een kerkhof en verzorgingshuis in Zundert tijdens de meest duistere maand van het jaar?
Indringer vs bewoner
Het bijzondere van de heremietkreeft is dat deze geen eigen huis heeft en daarom zijn woning rooft van anderen, en dat blijft doen als het huis weer te klein is. Deze methodiek onderzocht Ian in zijn eindexamenwerk wat leidde tot het gebruik van gevonden materialen waarin ook de vraag verborgen zit; wie is nu eigenaar van wat? In tegenstelling tot het dierenrijk heeft de mens tal van constructies bedacht om de eenvoud van het voorwerp te compliceren. ‘Op deze plek, een atelier dat je voor een bepaalde periode kunt gebruiken en bewonen, is er een residu achtergebleven van de vorige residenten. Schetsen, tekeningen, tekst die ik wil gebruiken en daarvoor heb ik een mailtje gestuurd naar advocaten.nl om erachter te komen wat juridisch toegestaan is. Dat gaat voor mij over waarde, zoals bij Dieter Roth dat de waarde ook het idee is. Waarde toekennen aan het kunstwerk gebeurt meestal via presentatiemodellen, maar kan dat alleen via bestaande systemen of kunnen er nog andere ontdekt worden? ‘
Het atelier is ingericht op gebruiksvoorwaarden, de galerie voorzien van traditionele witte wanden, de systemen zijn aanwezig. Het is een cyclus, een doorgaande rechte lijn waar de ene kunstenaar plaats moet maken voor een volgende. ‘Zoals het werk nu staat in het atelier is het eigenlijk al goed, dat gevoel wil ik overbrengen naar de galerie door het bouwen van een ruimte in de ruimte. Ik wil de white cube de mogelijkheid ontnemen dat je zelf niet meer kan bepalen of het kunst is. Ik vind het interessant om te spelen met de rol die men niet verwacht, dat is het dagelijks leven ook, een aaneenrijging van verschillende situaties. Ik hou dan ook van films, om mezelf een andere rol toe te dichten, om spanning te creëren. Ik ga daarom ook slapen in de galerie, tussen mijn werk, terwijl de volgende resident er ook is.’
De zoektocht naar een verbinding
Verhouden tot Vincent van Gogh is automatisch jezelf verhouden tot de kunstgeschiedenis maar ook tot alles en iedereen die een claim op hem hebben gelegd. ’Commercialisering is de prijs die Vincent betaald voor eeuwig leven. Alles wordt blootgesteld, hij is geen mens meer maar een symbool. Het is logisch dat men vanuit Japan, Amerika en waar dan ook naar Zundert komt om te zien hoe het leven van Vincent begon, hun eigen verhaal daarin te herkennen. Daarbij kijken ze door een eigen lens en die zou vertroebeld worden als hij hier nog zou zijn. Het is daarom ook haast abstract om hier nu te zitten, intens en haast intimiderend. Ik voel een grote eerbied voor hem, in extreme vorm.’
Achter het symbool Vincent schuilt ook de mens Vincent waarbij de overeenkomst zich uit in de interesse voor het alledaagse, in de zin van wat er om je heen plaatsvindt maar ook het dagdagelijkse. ’Goed voor jezelf zorgen, daarvoor zijn dingen van belang zoals werken, jezelf onderhouden, niet gek worden en je rust te nemen. Het is goed als er mensen langskomen uit de buurt. Je moet je daar ook voor openstellen, laten zien dat je waardeert wat ze zeggen. Soms is dat heel grappig zoals een vreemde vorm die ik maakte waarin dan het oor van Van Gogh wordt herkend. Ik heb ook afgietsels van de sleutel van het atelier gemaakt van was. Deze heb ik in de buurt verspreid met een briefje erbij met alleen de tijd en datum van de opening, een uitnodiging in code dus. Eén sleutel kwam terug met het adres van de ontvanger. Het mysterie ontstaat zo, is het een afwijzing of een uitnodiging? Ik houd het open.’
Armoede vs superstar
Kunst bedrijven gaat over het maken van het kunstwerk en over het verkopen van het kunstwerk met daartussenin de mythe van de kunstenaar. Een onderzoek dat voor Ian over meer gaat dan het benoemen van de status en de positie, maar ook de fysieke plek die je nodig hebt om het kunst te noemen. ‘Iedere plek heeft een eigen systeem, het bos, de rave party, maar wat gebeurt er als je aanbelt bij mensen om te vragen of je daar kan exposeren? Zo kun je spelen met verwachtingen, wat is nu het kunstwerk en wanneer? Die waarde is niet absoluut, daarmee spelen is wat je er zelf in ziet. Zoals de resten van kunstwerken in het atelier, die zijn anoniem, restproducten, maar ook die kunnen kunst zijn. Wat is de status van het werk dat niet gekozen is om te exposeren en is achtergelaten. Hoe bepaalt de kunstenaar wat je mag zien?’
Gevonden materiaal dat nooit echt bedoeld is om kunst van te maken, het zijn mogelijkheden die nog rondzwerven. Deze laten zich niet zo makkelijk typeren tot een materiaalomschrijving op een kaartje zoals vaak naast het kunstwerk te vinden is. De typering die vaak de herkomst van het kunstwerk verraad. ‘Dat is de poëzie, welk verhaal wordt er verteld. Spannend hoe dat aanvoelt in je hoofd. Mysterie is ook wat je niet ziet of niet kunt voelen. Het roept vragen op over het echte representeren. Bij mijn werk ervaar ik ook spanning om het te tonen, waarom deze ‘troep’ kunst is. Het zweeft in het midden.’
Creëren van mijn eigen tegenwoordigheid
De periode hier is in grote tegenstelling tot het werken op de academie, je zit alleen, je moet het zelf oplossen en dat is voor Ian prima. Het heeft zijn manier van werken verder ontwikkelt. ‘Zo ben ik geen schilder, maar wat als ik het wel doe? Het zijn dan schilderijen maar ik behandel ze niet als zodanig. Het is ook lastig om met olieverf te werken, het stinkt, het heeft een lange droogtijd en ik wil snel resultaat. Maar foutjes zijn juist interessant, dan gebeuren er dingen. Zoals ik me nu verhoud tot de schilderkunst is het een onderzoek naar vorm, en vorm is voor mij ook materiaal.’
De echte ontdekkingen van een werkperiode zijn niet altijd eenduidig te benoemen, het hele proces, het ontdekken of herontdekken dat zijn werk elke vorm kan aannemen als een soort van shapeshifter. ‘Als kunstenaar ben je marketing voor iets waarin je je eigen identiteit moet bewaken en dat kun je naar je eigen hand zetten. Mijn onderzoek gaat over wat het betekent om werk te maken, anders gaat het ten koste van het verhaal dat het meest belangrijke is voor het kunstwerk. Exposities draaien om performance, wat is echt en wat is nep. Ik snap dat mensen die niets met kunst hebben hun vooroordeel daar bevestigd zien. Je spiegelbeeld is altijd anders dan je gezien wordt, maar de ander is ook een spiegel, een reflectie van jou. Kunst moet herkenbaar zijn, maar op straat verwacht men dat niet. Onder de noemer kunst kan alles.’